Architects is een jong Brits bandje dat in het VK toch al wat faam
en aanhang wist te verkrijgen. Ze warmden reeds vele zalen op voor
o.a. Sikth en Bring Me The Horizon. Ook een eerste tournee als
hoofdact brachten ze tot een goed einde. Nou ja goed, voor de
originele zanger werd het te veel dus sinds ‘Ruin’, het vorige
album, is er een andere. Voor hun twee eerste lp’s ontvingen ze
goede kritieken in de Britse pers. Nu is er dus de de derde worp:
‘Hollow Crown’. Century Media kondigt het album met veel bombarie
aan en vertrouwt erop dat hun jonge protégés de gevestigde
metalcorewaarden eens flink in hun broek doen schijten van angst en
jaloezie.
‘Hollow Crown’ begint in ieder geval furieus met ‘Early Grave’. De
song mokerhamert mijn aanvankelijke scepsis in gruzelementen. Door
zijn groovy baslijn en hakkende drums heeft het wel iets van échte
hardcore maar dan digitaler en moderner. De gitaarriffs doen ook
eerder denken aan Dillinger Escape Plan dan aan Madball natuurlijk
maar ze zijn wel entertainend. De zang is ook de moeite, een
schuurpapieren schreeuw ondersteund door de hele bende vanop de
achtergrond, ook zoals in de échte hardcore. Dat melodieuze
uitstapje op het einde hoort erbij tegenwoordig maar gelukkig
rekken ze dat niet te lang.
Voor de volgende nummers borduurt de band voort op het zelfde
patroon. De gitaarriffs worden wat complexer. Echte solo’s horen we
echter niet; melodieuze boventonen worden uitsluitend geleverd door
korte emotionele cleane uithalen van de zanger. Tegen het einde van
nummertje vier ben ik nu niet bepaald genadeloos beurs gedreund
maar heb ik toch wel appetijt in iets anders dan geschreeuw en
break-downs. Die had ik nog niet vermeld maar uiteraard bevatten de
nummers geregeld van die lompe, logge stukken die de moshers zo
graag hebben. ‘Numbers Count For Nothing’ is echter meer een
break-down met een lange intro dan een echte song. Tijdens ‘In
Elegance’ lijkt het wel alsof de jongens mijn bede verhoord hebben
want na een heavy intro wordt er een melodieuzere gitaarriedel uit
de mouw getoverd. Zanger Sam Carter poogt ook steeds meer
onverholen onze emo-snaar te betokkelen. Eerlijk, ik ben nogal
ongevoelig voor puberaal geween. Ook zijn geschreeuw op de
achtergrond en tussendoor klinkt me steeds vlakker in de oren. Toch
maar meer geweld dan, maar niet onmiddellijk. Eerstvolgend is drie
minuten richtingloosheid in ‘We’re All Alone’, daarna volgt
‘Borrowed Time’, in se een degelijk old school hardcore nummer dat
zwaar kreunt onder de digitale sound van het album. Woede en
aggressie lijken eruit weggefilterd en de relatief simpele riffs en
beat klinken te digitaal om op de heupen in te spelen. Zonde.
In het melodieuze middenstuk van ‘Every Last Breath’ hoor ik voor
het eerst iets dat ik een solo durf noemen. De overige nummers zijn
meer van hetzelfde. Niet te lang om te gaan vervelen maar te weinig
variatie om de luisteraar te boeien tot de laatste minuut. Op het
einde neemt de band voor het titelnummer nog een bocht van 180° en
gaat weer de stroperige toer op. De overgeproducete, cliché
zanglijnen en het bombastische maar nietszeggende gitaartapijt doen
de kringspier van mijn maag schokkend samentrekken en die aan het
uiteinde van mijn verteringskanaal dramatisch ontspannen. Wie
hiervoor valt, zit in de zwartste dagen van zijn puberale
identiteitscrisis.
Uiteindelijk classificeer ik ‘Hollow Crown’ als tegenvaller. Na de
eerste twee nummers dacht ik een moderne metalcore plaat te zullen
horen die oprechter en misschien ook gevarieerder zou zijn dan de
meeste andere in het genre. Aan die oprechtheid ben ik gaan
twijfelen na het horen van de enkele door kleffe melodie
gedomineerde nummers. Ook de schreeuwzang klinkt me, eens over de
helft, toch te monotoon om nog veel diepe ondertonen van de teksten
aan de oppervlakte te brengen. En variatie is er eigenlijk helemaal
niet. De band raffelt 90% van de tijd zijn nummers af aan één van
twee tempo’s: groovy middentempo of traag. De trage stukken kunnen
dan ofwel een melodieus intermezzo zijn of een break-down. De
break-downs van Architects zijn echter niet lomp of bruut genoeg om
me in de juiste lagere gemoedsgesteldheid te brengen opdat ik een
eiken salontafel met de blote vuist wil versplinteren en als ze dat
niet doen, dan vertragen ze onnodig het nummer en zijn ze dus in
essentie overbodig. Storend dat ze voor present tekenen in minstens
de helft van de nummers.
Jammer, ik heb geprobeerd het goed te vinden maar los van deze
band, de combinatie emo-melodie en muzikale brutaliteit klinkt voor
mij nog altijd als een tang op een varken. Als dan de agressie en
het degelijke spel al snel verwateren door een gebrek aan
inventiviteit en een verstikkende productie, dan blijft de
kritische luisteraar uiteindelijk toch grotendeels met lege handen
achter.