Toen Steven Spielberg ‘Hook’ maakte, was er niemand, van de pers
of van het grote publiek, die de haast poëtische ironie daarvan
over het hoofd zag. De man die, zelfs nu hij al een eind in de
veertig was, nog steeds het wonderkind van Hollywood werd genoemd,
maakte een film over Peter Pan. Hoe perfect kon het zijn? Niet zo
perfect, bleek al gauw. ‘Hook’ was een project dat jaren in
development hell doorbracht. De ene schrijver na de andere
probeerde het script in orde te krijgen, en aanvankelijk was het
zelfs de bedoeling om er een musical van te maken. In 1985 was
Spielbergs huiscomponist John Williams immers betrokken bij
pogingen om een Broadwaymusical van het verhaal te creëren, maar de
hele onderneming werd afgeblazen nadat Williams een tiental liedjes
had geschreven. Oorspronkelijk wilde Spielberg van zijn filmversie
dus de musical maken die op het podium nooit was ontstaan, maar
tijdens de preproductie veranderde hij dan toch maar van gedachten
– er zit nog één liedje van die originele score in de film, ‘When
You’re Alone’. Kortom, ‘Hook’ was het resultaat van een chaotische
voorbereidingsperiode – de problemen met het script zijn, jammer
genoeg, duidelijk zichtbaar in de afgewerkte film. Aan het einde
van de rit kreeg de regisseur vijandige recensies en een
tegenvallende opkomst te verwerken. Je zou bijna medelijden met hem
krijgen, moest hij sowieso al niet het geluk hebben toevallig
Steven Spielberg te zijn.
De film is een soort postmoderne sequel op het
originele ‘Peter Pan’-verhaal, die vertrekt vanuit de premisse dat
Peter Pan verliefd werd op de kleindochter van Wendy, en bijgevolg
besloot om in de echte wereld te blijven en volwassen te worden.
Zo’n dertig jaar later is Pan opgegroeid tot Peter Banning (Robin
Williams), een drukbezette zakenman die geen tijd heeft voor zijn
vrouw en kinderen en zich al helemaal niets herinnert van zijn
lange jeugd in Never-Neverland. Wanneer hij met zijn gezin op
bezoek gaat bij Wendy in Londen (gespeeld door de immer geweldige
Maggie Smith), wordt zijn kroost echter ontvoerd. De dader laat een
briefje na, getekend “kapitein Hook”. Peter wordt plots gedwongen
om zich zijn echte identiteit te herinneren en terug te reizen naar
Never-Neverland om zijn kinderen te gaan halen.
Qua concept blijft ‘Hook’ natuurlijk dé Spielbergfilm bij
uitstek. De regisseur werd bekend met verhalen die kinderlijke
onschuld tegenover volwassen cynisme en corruptie plaatsten, en
hier krijgt hij het gedroomde platform om datzelfde idee nog eens
dik in de verf te zetten. Wanneer Banning kort na zijn aankomst in
Never-Neverland kennismaakt met de Lost Boys eist hij om een
volwassene te spreken. “Al de volwassenen zijn piraten”, antwoordt
de nieuwe leider van de Lost Boys. En daarmee vat hij de filosofie
van Spielberg mooi samen: kinderen delen in zijn films – en zeker
hier – een soort van magische kwaliteit, die definitief verloren
gaat bij de meeste volwassenen, tot ze niets meer zijn dan piraten,
gewetenloze schurken die een fantasieloos leven leiden. Het verlies
van die onschuld, het kind in jezelf kwijtspelen, is voor Spielberg
de ultieme tragedie.
Maar tegelijk zit er ook een sterk gevoel in ‘Hook’ dat de tijd
onverbiddelijk verder tikt voor ons allemaal, en dat er een
speciaal soort moed voor nodig is om dat te aanvaarden. Zelfs
kapitein Hook is bang voor het tikken van de klok – bang om oud te
worden, om te sterven. Terwijl het punt natuurlijk is dat je eeuwig
jong kunt blijven en bijgevolg niet bang hoeft te zijn, zo lang je
maar een klein beetje kind durft te blijven.
Ja hoor, dat is allemaal rasecht Spielberg-materiaal, maar de
film waarin die ideeën verpakt zitten, komt ditmaal niet helemaal
tot zijn recht. De set-up is erg goed gedaan: de vroege scènes in
Amerika en Londen hebben een aardig tempo en weten een mysterieuze
sfeer te creëren, die allerlei wonderlijke toestanden belooft. Het
is echter bij de overgang naar Never-Neverland dat de prent teleur
stelt. In de tweede akte van het verhaal, wanneer Banning in
Neverland moet leren om opnieuw Pan te worden, zie je hoe de film
langzaam maar zeker uit de controle van de regisseur glipt en
steeds holler gaat aanvoelen.
Een deel daarvan zit ‘m gewoon al in de visuele aanpak: felle
primaire kleuren spatten van het scherm en overal waar je kijkt,
zie je drukke, kitscherige sets die blinken van het bladgoud. De
Neverland-sets van ‘Hook’ geven ongeveer hetzelfde gevoel als de
gemiddelde attractie in Disneyland: het is mooi aangekleed en het
is duidelijk dat iemand er héél lang aan heeft zitten werken, maar
je blijft je er toch altijd pijnlijk van bewust dat je naar sets
aan het kijken bent. Dat de bomen eigenlijk van plastic zijn, dat
de felgekleurde taarten van plasticine zijn gemaakt en dat het
piratenschip dat er van buiten zo mooi uitziet, binnenin niets
anders bevat dan wat elektrisch materiaal en lichten. Neverland
wordt nooit een overtuigende wereld, het blijft een
constructie.
Ook sluipen er plotseling heel wat inconsistenties in het
scenario. Spielberg introduceert het idee dat je in Neverland de
echte wereld begint te vergeten, wat inhoudt dat de kinderen van
Peter Pan hun vader en moeder al snel kwijt raken. Net zo goed
verliest Banning zich na een tijdje zodanig in zijn hervonden rol
als Peter Pan, dat hij zijn kids vergeet. Een leuk idee, maar
Spielberg gebruikt het alleen maar wanneer het hem uitkomt – het
geheugenverlies van de personages is volstrekt willekeurig, zodat
ze zich binnen een kwestie van seconden plots weer dingen kunnen
herinneren die ze eerder vergeten waren.
En dergelijke problemen zijn er nog. Peter die van het
piratenschip in het water valt en gered wordt door zemeerminnen,
leidt tot een bizar gemonteerde, onsamenhangende sequens (is er
iemand die weet hoe hij daarna het kamp van de Lost Boys vindt?),
die suggereert dat er heel wat materiaal óf uit het script, óf uit
de film werd geknipt. Dat soort fouten hoor eigenlijk niet thuis in
een Spielbergfilm.
Wat wél in een Spielbergfilm thuishoort, en misschien
onvermijdelijk was, is het sentiment: een scène waarin de Lost Boys
Peters gezicht tot een glimlach kneden om Peter Pan in hem te
herkennen, is er een heel eind over, en ook de relatie tussen
Banning en zijn kinderen wordt uitgespeeld op het niveau van
simpele tranentrekkerij.
Daar staat wel een degelijke cast tegenover. Robin Williams moet
zich tijdens de eerste twee akten van de film vrij rustig houden,
totdat hij voor de finale opnieuw Peter Pan wordt en zich volledig
mag laten gaan. Dat zorgt er voor dat we een relatief ingehouden
vertolking van hem krijgen, hoewel een acteur als Williams
doorgaans alles behalve subtiel is. Dustin Hoffman steelt echter de
show als kapitein Hook: met een uitzinnige pruik op en een sjiek
Brits accent lijkt de man zich fantastisch te amuseren – Williams
moet de film dragen tijdens het eerste half uur, maar daarna is het
Hoffmans show. Julia Roberts kan niet tegen dat acteergeweld op met
haar rol als Tinkerbell en levert een fletse vertolking af. Bob
Hoskins is solide als Hooks sidekick Smee, en dan is er
uiteraard nog de eeuwig charmante Maggie Smith als de oude
Wendy.
‘Hook’ heeft zeker zijn momenten en kinderen zijn meestal wel
helemaal mee met de fantasie die Spielberg weet te creëren. Maar de
treurige vaststelling waar je al volwassene toe komt, is dat de
regisseur eindelijk zijn definitieve fantasiewereld aangereikt
kreeg om in te spelen, en vervolgens niet goed wist wat er mee te
doen.