Het zou overdreven zijn om te stellen dat Steven Spielberg eind
jaren negentig met een artistieke identiteitscrisis sukkelde, maar
met zijn twee films uit 1997, ‘The Lost World’ en ‘Amistad’, zie je
toch een regisseur die voor zichzelf probeert te bepalen wat hij nu
écht wil doen met de rest van zijn carrière. ‘The Lost World’
maakte Spielberg – zoals hij zelf trouwens toegaf – alleen voor de
fans en omdat het, na een afwezigheid van vier jaar, ongetwijfeld
een effectiefe manier was om zijn rentree te maken. Maar zijn hart
zat er niet in. Datzelfde jaar kwam de regisseur op de proppen met
‘Amistad’, een thematische opvolger van ‘Schindler’s List’, en je
voelt als kijker haast instinctief aan dat dit de nieuwe Spielberg
is. Iemand die, weliswaar niet zonder moeite, volwassen onderwerpen
probeert aan te snijden en inhoud met commerce probeert te
verzoenen. ‘Amistad’ is niet geheel succesvol, omdat Spielberg, net
zoals ruim een decennium eerder met ‘The Color Purple’, moeite
heeft om een zwaar onderwerp te combineren met een onderhoudende
filmervaring – moet ik entertainen of moet ik prediken? – maar de
prent heeft zeker zijn verdiensten. Achteraf werd hij overschaduwd
door het onbetwistbare succes van ‘Saving Private Ryan’, maar voor
de velen die hem nooit hebben gezien, is ‘Amistad’ een
herontdekking meer dan waard.
In 1839 komt het tot een opstand op het slavenschip La Amistad,
dat ergens in de buurt van Cuba aan het varen was. De zwarte slaven
vermoorden hun Spaanse meesters en verplichten de enkele
overlevenden om koers te zetten naar Afrika. De Spanjaarden
bedriegen hen echter, en leiden hen naar de Verenigde Staten, waar
ze worden opgepakt door de politie van New England. De slaven
moeten nu terecht staan voor moord, berecht door een systeem dat ze
niet begrijpen, in een taal die ze niet spreken. Terwijl
verschillende partijen eigendom van de slaven opeisen – inclusief
de elfjarige koningin Isabella van Spanje, enkele louche Spaanse
zakenmannen én zelfs de officieren die de slaven oppakten –
proberen een paar goede zielen hun vrijheid te verkrijgen. Onder
hen advocaat Baldwin (Matthew McConaughey), de vrijgekochte zwarte
zakenman Joadson (Morgan Freeman), Tappan (Stellan Skarsgard), de
uitgever van een abolitionistische krant en zelfs John Quincy Adams
(Anthony Hopkins), ex-president, éminence grise en
niet-zo-heimelijke voorstander van de afschaffing van de slavernij.
Samen gaan al die mensen de strijd aan om de slaven van La Amistad,
vooral vertegenwoordigd door de trotse rots in de branding Cinque
(Djimon Hounsou), terug naar huis te helpen.
Op die manier ontwikkelt ‘Amistad’ zich tot een soort van
zusterstuk voor ‘Schindler’s List’. In beide films ging het immers
over rechtvaardige mannen die binnen een onmenselijk systeem
probeerden om toch iets positiefs te bereiken. Het fundamentele
thema is in beide gevallen de mogelijkheid dat goedheid in de
wereld overleeft, zelfs onder verschrikkelijke omstandigheden.
Blijft er wel het feit dat dat streven in ‘Schindler’s List’ werd
gekoppeld aan een karakterstudie van Oskar Schindler zelf. Het
centrale mysterie van die film, dat nooit echt werd opgelost, was
waarom die man deed wat hij deed, ook al riskeerde hij dan zijn
fortuin en zelfs zijn leven. Schindler nam échte risico’s en de
aard van zijn karakter was mysterieus genoeg om een absoluut
fascinerende film op te leveren. De personages van ‘Amistad’
daarentegen, riskeren veel minder. Zij zijn mannen van de wet die
een bepaalde – rechtvaardige – overtuiging zijn aangedaan en alle
middelen van de wet gebruiken om te winnen. De enige persoon die
hier echt iets riskeert, is Cinque, die gelyncht dreigt te worden
als hij de zaak verliest. ‘Amistad’ heeft nobele bedoelingen, maar
blijft uiteindelijk een court room drama dat nooit de
emotionele intensiteit van ‘Schindler’s List’ benadert.
Het is opmerkelijk hoe de Amerikaanse cinema er in slaagt om
zelfs aan de zwartste pagina’s uit hun geschiedenis toch nog een
positieve draai te geven. Slavernij wordt ‘Amistad’ voorgesteld als
de gruwel die het was, maar als puntje bij paaltje komt, zingt de
film wel nadrukkelijk de lofzang van het Amerikaanse rechtssysteem,
dat gebruikt kon worden (en ook effectief wérd gebruikt) om die
gruwel de wereld uit te helpen. Het idee uit de grondwet dat “alle
mensen gelijk geschapen zijn” wordt hier verheven tot een bijna
religieus idee. “Als er een burgeroorlog moet komen om slavernij af
te schaffen,” zegt John Quincy Adams aan het einde van de film,
“laat die dan maar komen. Dat zal dan de laatste slag zijn van de
Amerikaanse onafhankelijkheidsoorlog.” Right on!
Los daarvan bevat ‘Amistad’ twee werkelijk briljante sequensen,
die wél volop de impact van de slavernij laten voelen. De
openingsscènes, waarin de slaven in opstand komen, zijn fantastisch
geënsceneerd en drukken de kijker vanaf de eerste momenten met zijn
neus in de werkelijkheid. Ook een lange flash-back naar de
omstandigheden op de slavenschepen is een genadeloos en
onvergetelijk stukje cinema. Wanneer blijkt dat de crew van het
schip niet genoeg voedsel heeft meegenomen voor de reis, besluiten
ze simpelweg 50 slaven overboord te gooien – het maakt het niet
uit, de slaven zijn toch maar handelswaar, waarvoor ze niet eens
hebben moeten betalen. In die scènes durft Spielberg zijn publiek
wakker te schudden met harde, vitale cinema.
De rest van de film is nooit minder dan onderhoudend, maar wel
conventioneler en optimistischer in z’n afspiegeling van het
gerechtssysteem. Hier en daar gaat Spielberg er echt over, met
bijvoorbeeld een nogal pedante parabel rond een leeuw en een steen
en een scène waarin de slaven gefascineerd een bijbel zitten te
lezen. Maar voor het overige weet hij zijn publiek best wel vast te
houden, geholpen door een – zoals gewoonlijk – uitstekende
cameravoering en sterke muziek van John Williams. Het deuntje ‘Bii
Yama’ werd zo’n beetje de herkenningsmelodie van de film, maar
wordt niet te vaak gebruikt – naar Williams’ normen is de score
zelfs behoorlijk ingehouden.
De acteurs zijn sterk over heel de lijn. Anthony Hopkins dikt
zijn accent net iets té vet aan in zijn rol van John Quicy Adams en
Morgan Freeman krijgt opvallend weinig te doen als Joadson, maar
daar tegenover staan een verrassende Matthew McConaughey (die hier
zelfs zijn hemd aanhoudt, stel je voor) en vooral een schitterende
Djimon Hounsou. Hounsou (die later nog een redelijk succesvolle
carrière zouden uitbouwen met onder andere ‘Gladiator’) moet het
hier grotendeels met zijn mimiek en fysieke présence doen, omdat
hij geen woord Engels spreekt (buiten “Give us, us free”
tijdens een sleutelscène). Maar hij slaagt er wel in om een
connectie te maken met het publiek en draagt de film
moeiteloos.
Op die manier wordt ‘Amistad’ een matig succesvolle terugkeer
van Spielberg naar het dramatische genre. Hij kàn het nog steeds,
maar in ‘Amistad’ zie je, veel meer dan in ‘Schindler’s List’ of
zelfs ‘Empire of the Sun’, een mentaliteit van: “Zou ik? Of zou ik
niet? Durf ik er een volbloed tragedie van te maken? Of durf ik
niet?” Gelukkig zou hij met zijn volgende projecten al snel
bewijzen dat hij wel degelijk durfde.