Er komt een moment in het leven van elke kunstenaar
waarop er zich een project aandient waarvan hij met z’n verstand
weet dat hij er misschien beter af zou blijven, terwijl zijn gevoel
hem, tegen beter weten in, in de andere richting trekt. De
filmgeschiedenis wemelt van dat soort projecten: Martin Scorsese
die ‘Kundun’ moest en zou draaien, hoewel hij er eigenlijk de
verkeerde man voor was, gewoon omdat zijn fascinatie met het
onderwerp zo groot was. Of, het ultieme voorbeeld, Michael Cimino
die jarenlang werkte aan ‘Heaven’s Gate’, om te eindigen met een
flop die de hele filmindustrie op z’n kop zette. Passie en gezond
verstand gaan nu eenmaal niet altijd samen (hoewel ik, als het over
films gaat, meestal op passie zou wedden, al was het maar om een
statement te maken). Steven Spielberg had ook zo’n
project. Zowel hij als zijn regelmatige hoofdrolspeler Richard
Dreyfuss (‘Jaws’, ‘Close Encounters’) waren enorme fans van ‘A Guy
Named Joe’, een film van Victor Fleming uit 1944, waarin Spencer
Tracy een piloot is van de Amerikaanse luchtmacht die wordt
neergeschoten, en daarna als spook inspiratie moet geven aan een
andere piloot. Al in de jaren zeventig maakten Spielberg en
Dreyfuss vage plannen om ooit een remake van ‘A Guy Named Joe’ te
maken, maar het zou duren tot 1989 vooraleer het zover was. En toen
het dan eindelijk lukte, viel hun liefdesproject van zovele jaren
dood in het water: de critici reten de prent uit elkaar als een
sentimenteel prul en het publiek bleef weg. Soms moet je nostalgie
gewoon laten voor wat het is.
Dreyfuss speelt Pete Sandich, een brandbluspiloot die wat al te
graag de stuntman uithangt wanneer hij bosbranden bestrijdt. Op
aandringen van zijn vriendin Dorinda (Holly Hunter) besluit Pete om
het toch maar rustiger aan te doen en een job te aanvaarden als
instructeur van jonge piloten, maar zijn goede voornemen is nog
geen dag oud wanneer het noodlot toeslaat. Tijdens een laatste
vlucht vatten Pete’s motoren vlam en zijn toestel ontploft. Aan
gene zijde maakt hij kennis met Hap (een gastoptreden van Audrey
Hepburn, in wat haar laatste film zou blijken), een soort gids tot
het leven na de dood. Zij stuurt Pete terug naar de aarde, om
bewaarengel te spelen voor Ted Baker (Brad Johnson), een jonge
piloot die op zijn beurt graag bosbranden te lijf wilt gaan. Geen
probleem voor Pete, totdat duidelijk wordt dat Ted een oogje heeft
laten vallen op Dorinda. Als spook met liefdesverdriet moet Pete
toezien hoe zijn liefje wordt veroverd door een andere man.
Als remake van ‘A Guy Named Joe’ (een film die als
voornaamste doel had om oorlogsweduwen een hart onder de riem te
steken tijdens de laatste jaren van WO II), heeft ‘Always’ dus z’n
roots in de jaren veertig. En hoewel Spielberg en zijn
scenarist Jerry Belson hebben gezorgd voor een update van
het verhaal (de piloten bestrijden branden in plaats van de
Duitsers en alles speelt zich af anno 1989), behouden ze wel bewust
het gevoel van dat eerdere tijdperk. Chef camera Mikael Salomon
giet een nostalgisch goudgeel licht over de hele film, dat
associaties oproept met lang vervlogen tijden. De kostuums beperken
zich grotendeels tot vliegeniersjasjes en verwante outfits, zodat
ook de kleren iets tijdloos meekrijgen, en – niet onbelangrijk – de
vliegtuigen waarmee de brandbestrijders de lucht in gaan, zijn
allemaal klassiek ogende modellen, die niet zouden misstaan in een
film uit de jaren ’40. (Waarbij ik wel direct wil opmerken dat ik
op zich geen barst van vliegtuigen ken en dus alleen kan spreken
van de sfeer die de toestellen uitstralen.) Eén van de beste
aspecten van ‘Always’ is juist z’n knappe beeldvoering, waarin ook
erg efficiënt gebruik wordt gemaakt van schaduwen: let op een scène
waarin Ted in een café met een meisje praat. Pete is bij hem als
het trouwe spook dat hij is, en geeft hem advies van de zijlijn –
maar fysiek wordt Richard Dreyfuss tijdens die scène volledig in de
schaduw gezet, zodat we hem enkel zien als een schim, terwijl we
zijn stem horen. Waarom? Omdat Ted hem niet ziet, maar hem enkel
gewaar wordt als een stemmetje in zijn eigen hoofd. Da’s een knappe
visuele ondersteuning van de inhoud van die scène, en dergelijke
momenten zijn er nog meer dan genoeg terug te vinden in de
film.
Het probleem met ‘Always’ is echter simpelweg dat het een
liefdesverhaal is, terwijl Steven Spielberg er niet de man voor is
(of was) om dat soort verhalen te vertellen. Je merkt dat hij zich
al regisseur zichtbaar beter op zijn gemak voelt wanneer hij de
actiescènes mag draaien – een vroege scène, waarin Pete zonder
benzine valt en zijn vliegtuig al zwevend aan de grond moet zetten,
is uitstekend geregisseerd en nog beter gemonteerd. Hetzelfde geldt
voor de dood van Pete (dat reactieshot van John Goodman!) én voor
de finale. Bosbranden en vliegtuigen die ontploffen, dat is
allemaal geen probleem. Maar geef hem een liefdesscène en Spielberg
weet zich geen raad, waardoor hij zijn toevlucht neemt tot
romantische clichés. Een dansscène aan het begin komt over als een
geforceerde poging om Pete en Dorinda aan het publiek te verkopen
als het perfecte koppel, en ook een monoloog van de dode Pete aan
zijn vriendin (“De liefde die we niet uitspreken is de enige
pijn die we met ons meenemen!”), lijkt onecht. Spielberg heeft
het altijd moeilijk gehad om emotie te onderscheiden van sentiment
– daarom ook dat zijn dramatische films beter worden naarmate ze
meer afstand nemen van hun onderwerp. ‘Schindler’s List’ is
bijvoorbeeld een relatief afstandelijk, documentaire-achtig drama,
met uitzondering van de laatste scène. Touchy-feely stuff
ligt hem gewoon niet, zodat ‘Always’ meer dan wat ook een
demonstratie werd van de beperkingen van zijn talent.
Dat wil niet zeggen dat ‘Always’ een complete flop is – de
actiescènes werken immers wél, en we krijgen sympathieke
vertolkingen in de hoofdrollen. Richard Dreyfuss slaagt er in om
man te spelen wiens zelfoverschatting uiteindelijk tot zijn dood
leidt, zónder daarom arrogant over te komen. Met zijn aangeboren
gevoel voor humor behoudt hij moeiteloos de sympathie van het
publiek. Holly Hunter is een degelijke kwajongen – vrouwen zijn in
de films van Spielberg meestal moederfiguren of speelkameraden voor
de mannelijke helden, maar zelden volwaardige personages, laat
staan seksuele wezens. Hunter valt hier duidelijk in de categorie
“speelkameraden”, als avontuurlijke madam met een grote mond, die
wanneer ze een jurk cadeau krijgt verrukt uitroept: “Girl
clothes!”. Ze speelt het goed genoeg, maar haar vertolking
hier wordt wel overschaduwd door zowat alles dat ze verder in haar
carrière deed. John Goodman heeft de voornaamste bijrol als collega
en boezemvriend van Pete en Dorinda, en speelt hier volop zijn
imago van gigantische knuffelbare teddybeer uit. Met succes,
trouwens: ik kan me niet voorstellen dat er iemand naar ‘Always’
kan kijken zonder een pint met hem te willen gaan drinken.
Spielbergs liefdevolle hervertelling van ‘A Guy Named Joe’ ziet
er dus fantastisch uit, er wordt degelijk geacteerd en de prent is
sporadisch best wel boeiend – meestal wanneer er vlammen in beeld
zijn. Maar hier was duidelijk de zachte hand nodig van een
filmmaker die beter om kon gaan met romantiek en emoties. Misschien
in het volgende leven.