Metier, metier, metier. Een grote Amerikaanse regisseur pakt samen met het grootste gezelschap van Nederland een stevige klassieker aan. De optelsom van zo veel vakkennis verdient echter een grootser resultaat.
Met toeters en bellen werd Robert Woodruff onthaald bij Toneelgroep Amsterdam. Zijn opmerkelijke interpretaties van de grote klassiekers hebben hem door de jaren heen internationale faam opgeleverd, waarop men in Nederland terecht fier mag zijn. Dit keer neemt hij Euripides’ Ifigeneia In Aulis onder handen, waarbij hij vooral op zoek is gegaan naar interessante samenwerkingen. Zo wordt het koor in deze tragedie vertolkt door vijf jonge actrices van de Opera Studio Nederland, is er muziek van Gene Carl, een intrigerend decor van Dries Verhoeven en uiteraard zijn er ook nog de vaste acteurs van het gezelschap. Elk van deze artiesten heeft zich uiterst professioneel van zijn of haar taak gekweten, maar toch is de samenwerking niet overtuigend geslaagd. Afzonderlijk is elk onderdeel zo correct uitgevoerd, dat er van een dynamische dialoog weinig sprake is.
De voorstelling begint nochtans met een opmerkelijke uitbarsting van agressieve energie: een gewapende man schiet een vijftal kogelgaten in een van de vele plastieken poppen in het decor. Ifigeneia In Aulis opent met een knal, maar die energie kan niet worden volgehouden. Al zal de massa aan poppen — allen soldaten met bijbehorende naamplaatjes — wel haar gewicht op de voorstelling blijven drukken. Het leger dat wacht, de onbeweeglijkheid en de spanning die zo’n massa mannen uitstraalt, is schitterend weergegeven door scenograaf Dries Verhoeven. Na deze krachtige proloog begint echter al snel de miserie van deze tragedie.
Trouw aan de Griekse tragedie brengen de acteurs van Toneelgroep Amsterdam op hun typische manier de lange monologen van Euripides’ laatste werk. Zij weten hoe ze hun teksten moeten brengen zonder dat de aandacht van het publiek verslapt, maar hun acteerstijl komt na een tijd wel erg beredeneerd over. We begrijpen de tragische emoties van Klytaimnestra die haar dochter opgeofferd ziet worden voor gunstige wind, of de vreselijke tweestrijd in Agamemnon die moet kiezen tussen zijn dochter en zijn land, maar verder dan begrijpen gaat het niet. De voorstelling mist buikgevoel.
Net zo beredeneerd is de manier waarop de muziek van Gene Carl werd geïncorporeerd in de voorstelling. De muzikale intermezzo’s zijn netjes gestructureerd op de maat van de tragedie, maar daardoor worden ze ontzettend voorspelbaar. Hetzelfde geldt voor de gezongen stukken van de vijf sopranen, die qua acteren een wel erg ondankbare rol hebben gekregen. Tijdens het zingen mogen ze een soort van choreografietje opvoeren, maar daarna kijken ze hooguit toe vanaf de rand van het podium, of mogen ze in een enkel geval een bosje lavendel op de vloer leggen. Echt opgenomen in de voorstelling zijn zij niet, wat het gevoel van een erg gescheiden samenwerking versterkt.
Positief aan Woodruffs regie is wel dat de man er hier en daar een komische knipoog in heeft gestoken. Het personage van de oude man wordt verrassend gespeeld door Marieke Heebink, een actrice die vooral uitblinkt in het neerzetten van sterke vrouwen. Deze keer is ze echter voorzien van een warrige, grijze haarbos en te groot mannelijk kostuum dat haar machteloosheid nog eens extra in de verf zet. Heebink wordt daardoor een tragikomisch figuur. Zij speelt het enige karakter met gezond boerenverstand, maar is niet bij machte om meer te doen dan het lot van haar meesters te beklagen. Helaas bevat de voorstelling te weinig van deze knipogen om resoluut de kaart van de tragikomedie te trekken.
Ifigeneia In Aulis is een degelijke uitvoering van een klassieker, maar kan de middelmatigheid niet overstijgen. Vakmanschap, maar ook niet meer dan dat. Een gemiste kans voor Robert Woodruff en Toneelgroep Amsterdam.
Ifigeneia In Aulis is nog op tournee door Vlaanderen en Nederland tot 31 januari. Voor data, zie de speellijst op de website.