De Nachten tijdens de Boekenbeurs? Dat ze daar niet eerder aan gedacht hadden! Eindelijk kwam het festival op de grens tussen rock en literatuur thuis en het moet gezegd: deze comebackeditie was er eentje om in te kaderen.
Vrijdag 7 november
Al is het altijd aanpassen aan dat typische Nachtensfeertje. Zo ergens rond vrijdagavond half twaalf verzucht een kennis die we tegen het lijf lopen “ach, die Nachten: je ziet altijd zoveel, dat je uiteindelijk niets hebt gezien.” En zo voelt het ook op dat moment: flardje Sébastien Tellier gezien (al héél snel héél vervelend) en dan onderweg naar beneden fotografe Anna tegen het lijf gelopen die wist te melden dat de set van The Bony King Of Nowhere er al op zat: de planning was even omgedraaid, of wij hebben het programmaboekje niet goed begrepen. Maar dan vinden we onze draai wel, in deze kermis van cultuur.
{Om te beginnen met een laatste flard Posessed Factory, één van de vele Mauro-incarnaties die het Trappenpodium vanavond onveilig maken: het klinkt een beetje als Mauro-goes-Fantômas, maar net zo goed ook Mauro-goes-effectenpedalen-zonder-gitaar-noise. In het kader van het programma “How to solve the world conflicts in 22 minutes” horen we Tom Naegels vervolgens op een onderhoudende manier het oude schisma tussen Vlamingen en Walen oplossen met de geniale vondst om van Nordrhein-Westfalen België te maken, zodat beide landsdelen zich kunnen afscheuren én de buitenwereld toch opgelucht kan ademhalen dat ons land nog bestaat.
En dan is er nog Gummbah, die een oud televisieconcept van hem opnieuw van onder het stof haalt en ons “Net niet verschenen boeken” voorstelt, inclusief cover. Dat leidt onder andere tot de uitvinding van het briljante nieuwe genre van de “verhalen van één zin”, waarin de Nederlandse cartoonist bij monde van zijn verzonnen auteurs uitblinkt als geen ander. Enkel de gedichten lijken nergens naar en weten zelfs geen lach uit te lokken; daarvoor is het te hard goedbekkende, willekeurig bij elkaar gesmeten nonsens.
Muziek dan maar? Mariee Sioux is opgepikt in de slipstream van Alela Diane, maar heeft nog een lange weg te gaan voor ze het niveau van haar hartsvriendin zal bereiken. Daarvoor klinkt ze net iets te flauw en te braaf, al knikken we wel nog goedkeurend bij een knappe cover van “Love Song” van The Cure en de mooie afsluiter “Buried In Teeth”. Dat ze trouwens een aardig stukje gitaar kan spelen, blijkt uit het lange, net iets te ijl tokkelende “Bundles”.
Nog geen al te goed gestarte dag dus, deze vrijdag die wat grote namen miste, maar dat is niet erg, want morgen belooft dat allemaal goed te maken. We pikken nog een vleug Slaraffenland mee — de soundscapes van Efterklang, aangevuld met dwarse gitaren, een juist gebruikte saxofoon en veel percussie — en kiezen de weg huiswaarts. Het wordt nog een zwaar weekend.
Zaterdag 8 november
Op dag twee gaat het al van bij de start een stuk beter. Iwein Segers moeten we met pijn in het hart links laten liggen, want stipt om acht uur zijn we op post voor Andy Yorke die eindelijk terug is uit Russische ballingschap. Ja, dat is belangrijk, want Yorke — inderdaad de broer van — is hoofdverantwoordelijke voor Almost Here, het ijzingwekkend mooie debuut van zijn vorige groepje Unbelievable Truth uit 1997. Denk: intieme singer-songwriterij met ijzersterke melodieën, subtiele arrangementen en een engelenstem en u komt een eind in de buurt. Acht jaar na de split van die band komt de man nu met een soloplaat die hij op De Nachten voorstelt.
Hoera daarvoor, want dat Simple benadert opnieuw het niveau van die eersteling. Songs als “Rise And Fall” en “One In A Million” zijn opnieuw bloed- en bloedmooi, en de band — met oud-Unbelievable Truthlid en producer Nigel Powell op drums — zorgt voor een extra punch die aan stadions doet denken. Hoezo Coldplay pikte alles van Radiohead? Dit was de Yorke die Chris Martin de blauwdruk overhandigde voor zijn wereldverovering, terwijl hij dat gerust zelf had kunnen doen, met tien keer betere songs, zoals een van op Almost Here opgevist “Solved” bewijst. Het heeft echter niet mogen zijn, maar Yorke is tenminste opnieuw back in business en dat is goed nieuws. Hopelijk keert hij nog eens terug voor een langere set.
Van het eerbetoon aan Kamiel Vanhole van De Roovers zijn we niet echt onder de indruk — monotoon gebrachte teksten tegen een zenuwachtig schokkend gefilmd stadslandschap — en ook The Germans & Pieter Ampe lijken geen geslaagde combinatie: de Gentse rockgroep werkt zich wel in het zweet, maar de combinatie met twee dansers lijkt weinig meer op te leveren dan niet overtuigend geheadbang. Al blijken we dat ene nummer waarvoor wél gerepeteerd was dan gemist te hebben. We gunnen ze dus het voordeel van de twijfel.
Opnieuw een wereldconflict, en wat voor één: journalist Dirk Draulans mag dan niet de vlotste voorlezer zijn, hij weet wel weg met de eeuwenoude strijd der seksen die bij een paar flauwe Flairfeministes blijkbaar nog altijd misplaatste kreten weet los te maken. “Geen zorgen over maken”, is zijn adagium echter: “de gelijkheid uit de prehistorie — daar gaat elke evolutiebioloog kijken op zoek naar antwoorden — komt er binnen de kortste keren wel weer.”
Gerustgesteld kan Shearwater dus het Rode Zaalpodium op; en onmiddellijk begrijpen we waarom de band niet kopje onder ging in het voorprogramma van Coldplay. De Talk Talkachtige texturen van op het puike Rook (eindejaarslijstje!) hebben onder aanvoeren van drummer Thor Harris plaatsgemaakt voor een potig geluid dat al eens stevig durft uitbarsten, en voor de tweede maal vanavond zijn gedachten aan stadions niet zo ver weg in deze burgerlijke schouwburg.
Ergens is het jammer dat de groep de gelegenheid niet grijpt om wat subtieler uit te pakken, maar een groot bezwaar is het niet. Wat we te horen krijgen, is immers best indrukwekkend, met frontman Jonathan Meiburg die van in het begin groots uithaalt met “Century Eyes”, en ook “Seventy-Four, Seventy-Five” is erg knap. Shearwater was ijzersterk; we willen hen binnenkort dan ook wel eens een volledige set zien spelen.
Maar eerst andere muziek, want op het Trappenpodium staat A Place To Bury Strangers al klaar om de effectenpedalen in te drukken voor een geluidsstorm die zijn weerga niet kent. Denk aan een combinatie van The Jesus And Mary Chain en de vroege Cure die de technieken van vandaag hebben ontdekt. Onder het stofzuigerlawaai-XL zit dus steevast een echte song verborgen, en in het geval van “Don’t Think Lover” zelfs een popliedje. Niets daarvan echter tegen het einde wanneer “Ocean” ontploft in een waar noise-fest dat de resterende toehoorders net niet van de trappen blaast. De rook is ondertussen zo dicht dat we ons op een new wavefuif anno 1994 wanen, maar dat nemen we er graag bij. Na de teleurstellende doortocht in de Botanique, was A Place To Bury Strangers op De Nachten wat het moet zijn: verpletterend.
Even lijkt ook Tom Lanoye met zijn passage alles omver te blazen en dan vooral alles dat rechts is en Obama nu al het voordeel van de twijfel ontzegt. Na alle waarschuwingen dat die nieuwverkozen president toch ook maar rechts is “omdat alle Amerikanen dat nu eenmaal zijn”, is het verfrissend een Europese progressief te horen die weigert zich in de hoek te laten dringen en met een paar flinke rechtsen terugslaat: “de pot op” aan al wie dit feestje probeert te vergallen maar zelf niet de ballen heeft om tegen zijn of haar kiezer “herverdeling van de rijkdom” te verdedigen. Jammer genoeg weet Lanoye zichzelf volledig te ondergraven door — zo plat als maar kan — zelf ook te eindigen met dat “Yes we can!”, en dat voelt vooral hol en goedkoop aan. Gemiste kans.
Als absolute headliner mocht tenslotte Daniel Johnston aantreden. Iemand merkt vooraf sarcastisch op: “ja, die moet je eens gezien hebben”, en het is waar dat Johnstons verschijning veel vragen oproept. De man — een kind van bijna vijftig — is manisch-depressief en brengt zijn nummers rammelend en slordig. De vraag of zo’n outsider art geen pijnlijk aapjes-kijken is komt op, maar ’s mans songs zijn sterker dan aanvankelijk lijkt, en vooral complexer. Wanneer de band erbij komt, krijgen we zelfs stevige rocknummers als “Rock This Town”, die door Johnston trillend als een espenblad worden gebracht. Helemaal overtuigd dat dit echt juist is, zijn we nog niet, maar de man fascineert in al zijn kwetsbaarheid, en dat hij een sterke songschrijver is, staat buiten kijf.
Een laatste flard Wim Helsen voor de lange weg naar huis wordt aangevat. Vreemd genoeg is de populaire komiek weggestopt in het kelderpodium met de weinig flatterende naam “Het Andere Podium” en het zaaltje staat dan ook afgeladen vol wanneer Helsen een niet te winnen gevecht met zijn eigen vooraf opgenomen stem aan gaat. Met professionele danspasjes op Raffaella Carràs “A Far L'Amore Cominica Tu” wordt daar een hilarisch orgelpunt aan gebreid, net zoals aan De Nachten 2008 tout court.
Ondanks de wat trage aanloop mag het festival zichzelf dus opnieuw op de kaart beschouwen, en zo tijdens de Boekenbeurs gepland, stond het eigenlijk waar het moest staan. Sommige buitenlandse artiesten zagen we af en toe bepaald bevreemd fronsen met de vraag “waar zijn we nu in godsnaam toch beland?” op hun voorhoofd geschreven. Ze hebben gelijk: De Nachten is een uniek festival.