Vroeg of laat is alles gezegd, herkauwd, geherinterpreteerd en opnieuw in het oude, klassieke kleedje gestopt. Er zijn tenslotte maar een eindig aantal manieren waarop een verhaal verteld kan worden. Zelfs de Vlaamse topserie FC De Kampioenen dreigt bij de aanvang van zijn negentiende seizoen de frisheid en sprankelende humor van weleer te verliezen.
Veertien jaar en tien albums verder zou hetzelfde gezegd kunnen worden van Deerhoof. Het Amerikaanse collectief met spring-in-‘t-veld Satomi Matsuzaki (met een eend op het hoofd haalt ze nauwelijks 1m50) als frontvrouw, blijft zweren bij zijn ondertussen klassiek geworden maar in essentie ondefinieerbaar geluid. De mix van grungy gitaren, springerige en aparte ritmes, no wave, j-pop, kinderlijk gezang, noise en zowat elke muziekstijl tussen experimenteel en pop in, wordt hoogstens wat afgestoft.
Op Offend Maggie vallen er in essentie dus weinig verrassingen te rapen, maar Deerhoof is nooit een groep geweest bij wie de butler het gedaan had of een misverstand aan de basis van de hele klucht lag. Daarvoor is de groep al van bij de start te eigenzinnig en te apart. Er zit met andere woorden nog geen sleet op hun formule, om de heel eenvoudige reden dat die formule van bij de start zo anders en zo complex was dat ze zelfs tien albums later nog steeds weet te verbazen en te charmeren, louter en alleen door het wijzigen van een komma of een punt hier en daar.
Nadat de band op de voorbije twee platen (The Runners Four en Friend Opportunity) met het eigen geluid en de manier waarop songs gebracht werden, experimenteerde en speelde, klinkt Offend Maggie als een (welkome) stap terug. De gitaren mogen duidelijk de boventoon voeren op deze plaat zonder dat er aan de essentie geraakt wordt. Veeleer lijkt de groep zichzelf verder uitgepuurd te hebben om zo tot de kern te komen van wat hijzelf als de ultieme pop/rocksong beschouwt.
En daarom mag u meteen goedkeurend meeknikken met het hoekige “The Tears And Music Of Love”, want u kent het allemaal al: de door no wave beïnvloede gitaren, de gortdroge drums en het kirrende kindstemmetje Matsuzaki. Net zoals u geen wenkbrauwen meer zal optrekken bij het al even aparte “Chandelier Searchlight” dat jazz, Japanse pop en rock met elkaar verbindt tot een hoogst aanstekelijk nummer dat aanzet tot meewiegen en zingen.
De rest van de plaat biedt evenmin verrassingen of gekke bokkensprongen, althans geen gekkere dan van Deerhoof verwacht mag worden. Natuurlijk is “Eaguru Guru” geen doorsnee song, daarvoor is het ritme te tegendraads en te hoekig. Bovendien zijn er weinig groepen bij wie de zanglijn lijnrecht tegen de muziek in kan gaan zonder in kakofonie te vervallen. Dat Deerhoof de grens opzoekt zonder over de rand te vallen, is alleen maar een bevestiging van wat elke fan al lang weet.
Zelfs een nummer als “Fresh Born”, dat start als een akoestische track, overgaat in een springerige antirock en daarna voor koddige Japanse jazzpoprock opteert — overigens nog voor de eerste anderhalve minuut voorbij is — ligt in de lijn der verwachtingen. Net zo goed trouwens als het kinderlijk gestoorde “Basket Ball Get Your Groove Back” dat een kinderliedje koppelt aan een funknummer geschreven door autistische computernerds (Deerhoof laat zich nu eenmaal moeilijk vatten in herkenbare terminologie).
Dat Offend Maggie niets nieuws onder de zon uitbrengt en op herkenning lijkt te mikken, mag niet verkeerd opgevat worden. De groep heeft immers van bij de start zo consequent voor een geheel eigen geluid en stijl gekozen dat zelfs zovele jaren en platen later nog steeds het laatste woord erover nog niet gezegd is, laat staan dat het een geeuwende aha-erlebnis zou oproepen. Het album verrast niet in de heel eenvoudige zin dat eenieder weet dat Deerhoof eigenzinnig is, maar dat doet geen afbreuk aan de waarde ervan. Offend Maggie is geen herkauwen of recycleren, het is een bevestiging en consolidering.