



Het is niet veel regisseurs gegeven om vanuit zo’n bevoordeelde
positie een film te mogen maken als Erik Van Looy met ‘Loft’. In
2003 scoorde hij met ‘De Zaak Alzheimer’ de grootste Vlaamse
bioscoophit sinds ‘Daens’ en in de tussentijd profileerde hij
zichzelf als één van de populairste mensen van Vlaanderen met zijn
presentatie van ‘De Slimste Mens Ter Wereld’ en zijn optredens in
allerhande tv-programma’s. Niet alleen kon Van Looy dus teren op
het succes van zijn vorige prent, hij was ook als persoon zodanig
geliefd dat de mensen waarschijnlijk toch wel zouden gaan kijken,
gewoon omdat ‘Loft’ een film van hem was. Voeg daar nog een
agressieve marketingcampagne aan toe, met acteurs die te pas en te
onpas lieten vallen dat het script het beste was dat ze ooit hadden
gelezen, en je hebt een film die – voor zover dat ooit mogelijk is
in deze business – gegarandeerd succesvol wordt. De vraag of het
ook effectief een goede film is, wordt daarbij gedegradeerd tot een
bedenking van minder belang. Voor wie het toch interesseert: ‘Loft’
is ongeveer geworden wat je ervan had kunnen verwachten: goed in
elkaar gestoken entertainment, visueel afgelikter dan afgelikt, met
een plot die netjes in elkaar klikt. Maar terwijl je ogen het mooi
vinden en je verstand twee uur lang bezet blijft met het zoeken
naar een antwoord op de vraag whodunit, blijft je hart
koud.
Het verhaal draait rond vijf mannen die een luxueuze loft in
Antwerpen delen waar ze op hun gemakje hun scharrels mee naartoe
kunnen nemen zonder dat hun vrouwen er ooit achter zullen komen.
Psychiater Chris (Koen “het gewicht van de wereld op mijn schouders
doet fameus pijn” De Bouw), zijn broer Filip (Matthias
Schoenaerts), de arrogante architect Vincent (een goeie Filip
Peeters), de hypergevoelige en hypergefrustreerde Luc (Bruno Vanden
Broucke) en de boertige Marnix (Koen De Graeve) amuseren zich een
jaar lang prima in de woonst, tot ze er op een dag het lijk van een
jonge vrouw aantreffen. Hoewel aanvankelijk niemand het wilt
zeggen, is het meteen duidelijk dat één van hen verantwoordelijk is
voor haar dood. In hun zoektocht naar de dader wordt al snel
duidelijk wat hun vriendschap betekent en in hoeverre ze elkaar
kunnen vertrouwen.
Dat klinkt als de basis voor een straffe whodunit, en
op een oppervlakkig niveau is dat ook precies wat het geworden is.
Bart De Pauw heeft zijn scenario knap opgebouwd, met een paar
plotwendingen die je écht niet ziet aankomen en bovenal een goed
gebruik van flash-backs en flash forwards. De vondst van het lijk
en de uren die daarop volgen, vormen de emotionele en narratieve
rode draad van de film. Maar van daaruit krijgen we flash-backs die
(dat spreekt voor zich) telkens meer onthullen over de relaties van
de vijf mannen met hun liefjes, hun echtgenotes en elkaar, evenals
flash forwards naar hun ondervragingen door de politie, enkele uren
later. Die structuur heeft verhaaltechnisch natuurlijk zijn nut:
als kijker moet je jezelf immers constant afvragen vanuit wiens
standpunt elke scène bekeken wordt en waarom dat personage
misschien zou liegen – met andere woorden: je kunt nooit ergens
zeker van zijn. Maar anderzijds kon ik ook simpelweg de naadloze
manier waarderen waarop De Pauw en Van Looy omgaan met die
verschillende tijdlijnen. Het heen-en-weer gespring komt nergens
geforceerd of artistiekerig over, maar lijkt, los van alle
pretentie, gewoon de enige natuurlijke manier om het verhaal
verteld te krijgen.
Een verhaal dat – en nee, ik verraad niets – voor het overgrote
deel goed in elkaar zit. Er is al kritiek gekomen op het feit dat
zulke vijf heel verschillende mannen met elkaar bevriend zouden
kunnen zijn, maar persoonlijk had ik daar weinig last mee:
uiteindelijk gaat het over vijf opportunisten, die via de loft die
ze delen gewoon een mooie kans zien om een gezamenlijk voordeel te
verkrijgen. Eens de problemen beginnen, blijkt hun vriendschap dan
ook erg fragiel – om het zacht uit te drukken. De plotwendingen
moet je regelmatig met een korreltje zout nemen, maar werken wel.
Hoewel de film wat mij betreft net één twist eerder had
mogen eindigen.
Op die manier ontwikkelt ‘Loft’ zich tot een onderhoudende, soms
zelfs spannende thriller waarbij niemand zich zal hoeven te
vervelen. De mechanismen van de plot klikken soepel in elkaar en
het tempo zit er in. De fotografie van Danny Elsen is, naar
gewoonte, weer om duimen en vingers bij af te likken – Antwerpen
zag er nog nooit zo trendy uit. Zelfs de verhoorlokalen van de
politie lijken zo uit de catalogus van een pokkedure
binnenhuisarchitect weggelopen. Yup, op een oppervlakkig niveau is
alles dik in orde.
Wat er wel ontbreekt, is wat ze in het Engels weer zo mooi
uitdrukken: een reason to care. De personages zijn op hun
best ambigu, en meestal vaagweg onsympathiek. De enige voor wie
echt kunnen duimen is Koen De Bouw, en zelfs hij is hier nog steeds
iemand die zijn vrouw bedriegt. Alleen snappen we bij hem waarom.
Die ambiguïteit is in principe toe te juichen (tenslotte is de hele
wereld ambigu), maar in de praktijk werkt ze het thrillergevoel van
de film tegen. Eigenlijk zouden we in ons bioscoopstoeltje moeten
zitten duimen voor de hoofdpersonages om ermee weg te raken, om
vooral maar niet gepakt te worden. Maar omdat we geen lor geven om
de personages – smeerlapjes die ze zijn – ontbreekt dat medeleven.
We zijn geïnteresseerd in wie het gedaan heeft, natuurlijk wel,
daar draait immers de hele film om, maar gevoelsmatig kan het ons
niet écht schelen. Je kijkt naar ‘Loft’ als naar een goed geoliede
machine die perfect zijn werk doet – alleen doet hij wel werk dat
niet per sé gedaan moest worden.
Bovendien krijgen we enkele nevenpersonages die veel te weinig
te doen krijgen (Jan Decleir als schoonvader van Matthias
Schoenaerts en Gene Bervoets als de burgemeester van Antwerpen
komen heel even kijken, om het na pakweg vijf minuten weer voor
bekeken te houden) en een halfslachtige thematiek over seksuele
mores in de 21ste eeuw die er niet echt uitkomt. Voor
zover ‘Loft’ al een thema heeft waar het iets over wilt melden, dan
is het simpelweg dat alle mannen varkens zijn die achter hun pik
aanlopen. Wat heel goed kan kloppen, maar echt nieuw of diepzinnig
is het niet, en die bespiegeling (bestaat trouw nog, tegenwoordig?)
voelt aan als een nagedachte in het scenario.
Maar goed, laat mij u vooral niet tegenhouden om te gaan kijken
– de film doet wat hij moet doen en hij doet dat goed, alleen wist
hij me niet te raken. Het is een aalglad, überamerikaans product,
amusant zo lang het duurt en daarna maar al te snel weer
vergeten.