Popmuziek kan ook binnen een avant-garde-setting bestaan. De ontoegankelijkheid van experimentele muziek en dronetracks ligt niet zozeer in zijn experimenteel kader of (ver)gezochte songconstructies als wel in zijn geluid. Niet de angst voor het onbekende maar de apocalyptische klanken en geluidsterreur stuit menigeen tegen de borst.
Als het op (argeloze) luisteraars aliëneren van de muziekbeleving aankomt, heeft Daniël O’Sullivan van weinigen lessen te leren. Als lid van Guapo, Aethenor en Miasma & The Carousel of Headless Horses weet hij als geen ander hoezeer avant-garde en experiment voor een kleine schare volgelingen weggelegd is, maar ook hoe eenvoudig het in essentie is om “aparte” muziek te creëren, zelfs al kan een (geoefend) muziekliefhebber daar het kaf moeiteloos van het koren scheiden. Talent maakt zichzelf immers steevast kenbaar, los van zijn verschijningsvorm.
Wie de bio van Mothlite (O’Sullivan en Guapo-producer Antti Uusimaka) er op naslaat, mag meteen het ergste (of het beste) verwachten. De groep dankt immers zijn naam aan de gelijknamige film uit 1964 van Stan Braknaghe. Naast deze experimentele documentairefilm puurt de groep ook inspiratie uit het evolutieproces dat bekend staat als industrieel melanisme, waarvan de mot Betularia het bekendste voorbeeld is. Het valt moeilijk om bij zoveel elitaire spielerei al niet preventief een geeuw te onderdrukken. Dat Mothlite desondanks een verbazingwekkend toegankelijke plaat maakt, is zondermeer indrukwekkend.
In “Riverside” verhullen de naar de voorgrond geplaatste repetitieve zanglijnen en occasionele fluitmelodieën de tegendraadse ideeën lang genoeg om de luisteraar voor zich te winnen. Eens deze meegelokt is, wordt pas duidelijk hoezeer deze track werkelijk in de psychedelica en progrock geworteld is. Diezelfde aanpak werkt ook uitstekend voor “The One In The Water”: opnieuw is het de zang die ditmaal samen met de piano de show steelt en aldus aan ondermeer een hardleerse drum vrij spel verleent. De zorgvuldig verborgen compositorische weerhaakjes slaan evenwel genadeloos toe.
Het ingetogen “Neverbegoodwood” breekt met het stramien door het psychedelische pad behoedzamer te betreden. Paradoxaal genoeg zorgt die voorzichtigheid er net voor dat de track niet de spontaniteit van de andere nummers heeft. De combinatie van piano en orgel remt het nummer af, al zal de geslaagde overstap naar strijkers, blazers en percussie vooralsnog de iets opener ingestelde luisteraar over de streep trekken. Ook “The Untouched Dew” behoort tot de smaakmakers van de plaat, ondanks zijn lengte van elf minuten en zijn trage opbouw — pas na de vijfde minuut krijgt het nummer een nieuwe start.
De ingenieuze opbouw, een miniopera, bouwt gestaag op naar een grandioze opening die Pink Floyds bombastische periode koppelt aan folkgerichte avant gardetoetsen. Die mix en hang naar (de latere) Pink Floyd-bombast komt ook in “Cauldron” en “Hypnogogue” aan bod, twee tracks die sfeer duidelijk boven louter melodie plaatsen. In deze langere nummers ruilt Mothlite zijn popsongstructuur in voor een droomlandschap waarbij muzikale miniaturen aan elkaar gekoppeld worden.
Hoewel de groep enerzijds voor korte pop/rocksongs kiest en anderzijds ook uitgesponnen sfeerstukken aan bod laat komen, blijft bovenal een combinatie van psychedelica, progrock en pop overheersen. Het totaalgeluid is los van de structuur van de songs zelf, steevast gericht op een zalvende luisterervaring waardoor zelfs de meer gezochte wijzigingen binnen de songs de luisteraar nooit bruuskeren, laat staan dwingen af te haken.
Laat ons echter ook man en paard noemen: met drie van de zes nummers (of met andere woorden de helft van de plaat) die schaamteloos over de tien minuten gaan, kan Mothlite niet pretenderen een doorsnee popalbum voor de massa gemaakt te hebben. The Flax Of Reverie zal voor velen een brug te ver zijn. Wie echter bereid is zijn vooringenomenheid aangaande “moeilijke muziek” te laten varen, kan in Mothlite een opening vinden naar een muzikale wereld die doelbewust buiten de lijntjes kleurt en niet op louter pretentie drijft.