



Regie en scenario : Mike Leigh
Met : Sally Hawkins, Alexis Zegerman, Andrea Riseborough, Samuel
Roukin, Sarah Niles
Zet je spontaan je egelstekels uit wanneer Gène Bervoets weer eens
in een aria van vakantiekriebels uitbarst of voel je de
moordneigingen tussen je slapen kloppen wanneer Peter Van de Veire
met zijn heliumhumeur weer eens veel te enthousiast je ochtend
inleidt? Wie overgevoelig is voor ontembare vrolijkheid, dekt bij
‘Happy-Go-Lucky’ best oren, neus en ogen af, want hoofdpersonage
Poppy is niet zomaar het zonnetje, nee, met haar haal je meteen een
heel zonnestelsel in huis. Ze is een eersteklas spring in’t veld
die zich niet verstopt voor haar ‘flipside’ en alle vrolijke
gedachten die er in haar opkomen er gewoon uitflapt. Zoveel
blijdschap, hebben we het hier écht wel over een film van Mike
Leigh, de man die doorgaans de lichten pas dooft wanneer zijn
hoofdpersonages tot verdrietpoelen zijn wedergekeerd? Wie na ‘All
or Nothing’ of ‘Vera
Drake’ gezworen had om nooit meer met een kiemende depressie
van een Mike Leighfilm thuis te komen, zal inderdaad ogen trekken
en mag nu op zijn stappen terug komen: we hadden het bij ‘Secrets
and Lies’ al lichtjes in de mot dat er een humorist in Leigh
verscholen ging, maar met ‘Happy-Go-Lucky’ gaat hij voor het eerst
voluit plat op de buik: een hartveroverend grappige film, bij
uitstek de feelgoodfilm van het jaar!
De dertigjarige Poppy (een fantastische Sally Hawkins), steeds van
top tot laarzen versierd in regenboogoutfits, sieraden en schattige
kettinkjes in de vorm van kersen en ander fruitigs, staat bekend om
haar brede, gulle lach. Nooit een ochtendhumeur, altijd een
complimentje klaar en wanneer haar fiets gestolen wordt, heeft ze
alleen spijt dat ze geen afscheid heeft kunnen nemen. Ze hokt al
tien jaar samen in een appartement in Londen met haar beste
vriendin Zoe (Alexis Zegerman) en geeft met het nodige
aanstekelijke enthousiasme les aan haar klasje kinderen in de
lagere school. Niets dat het vroege vogeltje kan doen stoppen met
zingen. Zelfs wanneer ze rijlessen krijgt van de meest engdenkende
rij-instructeur ooit, flamencodanslessen volgt waarbij ze de woede
uit zichzelf moet halen (alsof ze die heeft) of haar rug laat
kraken, ze blijft onder alle omstandigheden lachen, flirten en
verschrikkelijk flauwe grapjes en ijsbrekers maken (‘You’re 30.
Don’t you ever want a baby? No thanks, I just had a kebab!‘).
Maar zelfs het grootste springkonijn heeft haar grenzen natuurlijk…
of weet ze zelf nog niet zo goed waar die liggen?
Een echt vet gespijsd verhaal is er niet, ‘Happy-Go-Lucky’ is
eerder een schets van enkele weken uit het leven van Poppy. Toch
krijgen we meer diepgang dan een ‘Poppy, the sitcom’-opbouw zou
doen geloven. Het voordeel van een sober verhaal zonder dat er op
geforceerde wijze een te overwinnen obstakel wordt bijgesleept
(Poppy’s leven gaat gewoon zijn gangetje), is dat we genoeg kans
krijgen om de personages, die hier prachtig uitgewerkt zijn, te
leren kennen en er gewoon van te genieten. In feite pakt Leigh deze
film op dezelfde manier aan als zijn voorgaande tragische films
(zelfs het viooldeuntje is terug, hetzij iets opgewekter), alleen
dissecteert hij nu gewoon het leven van een heel positief ingesteld
personage dat aan de dingen nu eenmaal minder zwaar tilt (Poppy had
in hetzelfde leven ook een depri-chick of een Bridget Jones kunnen
zijn). “Wat ik doe in Happy-Go-Lucky, net zo goed als in mijn
andere films, is een realistische kijk bieden op het leven.” Door
Poppy gade te slaan in haar omgang met de mensen uit haar omgeving
en de manier waarop iedereen verschillend met haar licht-manische
vreugde omgaat, krijgen we ruimschoots de tijd om een volwaardig en
volledig beeld van haar te maken (om te besluiten dat ze gewoon van
iédereen denkt dat de zonneschijn uit zijn poep komt).
De film moet het volledig hebben van zijn interactie tussen de
personages en die is zeer naturel en geloofwaardig. Je voelt dat er
lang aan de dialogen gewerkt is, dat ze geperfectioneerd zijn
tijdens improvisatiesessies tot ze volledig klopten, tot ze
natuurlijk uit de monden van de personages rolden. Zo is het is een
plezier om te zien hoe Poppy zonder een spatje zenuwen op date gaat
met een collega (en een gesprek tussen haar twee ogen voert,
heerlijk), op bezoek gaat bij haar zus en de sfeer erin probeert te
houden of gewoon tsjilpend vogelmaskers maakt met de kinderen in
haar klas.
De interessantste confrontatie is natuurlijk die tussen Poppy en
haar tegenpool in alle opzichten: Scott, de mensgeworden Gargamel.
Haar rij-instructeur loopt met reuzegrote oogkleppen door het
leven: hij is homofoob, controlefreak (En-ra-ha!), racist, cynicus
tot in de kist en zit met een toren vol issues die hij op andere
mensen uitwerkt. In Scott ligt meteen ook de sociale kritiek van de
hele film samengebald. Een mildere vorm dan in Leighs voorgaande
films, die op een subtielere manier in het personage van de
moppersmurfende rij-instructeur de film ingeloodst wordt. De scènes
met hem zijn het meest intense van heel de film, grappig en
tragisch tegelijk. Hun ontmoeting is een mooie weergave van hoe
goed en slecht botsen en elkaar steeds opheffen. Onze heldin
ondergaat de ultieme test of ze wel sterk genoeg in haar schoenen
staat en haar roze bril fier ophoudt. Is het wel fysiek mogelijk om
in alle omstandigheden vriendelijk te blijven? Een vraag die in een
andere scène op iets minder geslaagde wijze wordt aangekaart:
wanneer Poppy op een avond bij een nonsens brabbelende zwerver
belandt, lijkt het of we niet meer in dezelfde film zitten. De
sfeer is veel grimmiger en sluit niet mooi aan bij de rest van de
film. Achteraf blijkt het wel een erg cruciale scène: het toont
hoever Poppy’s openheid wel niet gaat, zo ver dat ze zichzelf
ongewild in gevaar brengt.
Optimisme kan riskant zijn, maar om humor in een film te brengen,
is er alvast geen dankbaarder personage dan Poppy: soms doet ze wat
onnozel, maar ze is altijd ontwapend. Sally Hawkins, die voor haar
rol de Gouden Beer won in Berlijn, doet het fantastisch: ze valt
nooit uit haar rol, het lijkt of ze zelf zo in het leven staat en
rijgt de mopjes aan elkaar met haar nonchalante lichaamstaal. Poppy
zal zeker de geschiedenis ingaan als onvergetelijk personage (er
zullen er stiekem wel hopen op een sitcom), het prototype van de
‘Happy-Go-Lucky’. Ze doet op een vlotte, natuurlijke manier alles
zo positief lijken, alsof het leven één grote
trampolinesprongsessie is, dat je helemaal niet gaat ergeren en er
zich zelfs geen cynisch binnensmonds gewauwel in je kaken
opstapelt. Je gaat er enkel van beseffen dat je stiekem toch liever
ook wat meer luchtiger op en neer verend door het leven zou gaan.
Een bescheiden en onderhoudende komedie, die ‘Happy-Go-Lucky’, maar
in de eerste plaats een mooie ode aan de springkonijnen in de
wereld, die toch veel te vaak tussen de dondere en bliksemende
blikken in moeten laveren.