Wie moeilijk kan geloven dat David O. Russells regie- en
schrijftalenten overtroffen worden door zijn schofterig gedrag,
moet dringend eens ‘I Hate Huckabees’ YouTuben en met stiekem
leedvermaak mee gluren hoe madman O. Russell Lily Tomlin
de huid volscheldt. En omgekeerd. Yup, de cineast die zijn
tijd voor was met de schitterende oorlogssatire ‘Three Kings’ en
later één van de meest frustrerende love it or hate
it-films maakte met het hersensplijtende ‘I Heart Huckabees’
is een hufter eerste klas. Een weinig flatterende karaktertrek die
toch een beetje afsteekt tegen het luchtige en vrijblijvende
toontje van ‘Flirting with Disaster’, zijn tweede en meest
toegankelijke prent uit zijn carrière. Een neurotische
relatiekomedie waarin Ben Stiller voor de eerste keer in contact
kwam met het losertypetje dat hij tot op vandaag – tot vervelens
toe – blijft spelen en dat zich op licht anarchistische wijze door
de conventies van Amerikaanse tradities bijt. Het is een beetje
chaotisch, druk en een tikkel te hysterisch, maar het is ook
grappig, goed getimed en raak geobserveerd. En de onnavolgbare Lily
Tomlin was er ook al bij, toen nog met de brede glimlach.
Ben Stiller speelt Mel Coplin, een jonge vader die sinds de
geboorte van zijn zoon worstelt met een knoert van een
identiteitscrisis. Mel is geadopteerd en wil zijn biologische
ouders terugvinden alvorens hij zijn vijf maanden oude zoon een
naam kan geven. Tegen de zin van zijn adoptieouders (tv-legende
Mary Tyler Moore en George Segal), trekt Mel, samen met zijn vrouw
Nancy (Patricia Arquette) en Tina (Téa Leoni), een neurotische
stresskip van een adoptiebureau, door het land om zijn natuurlijke
ouders te vinden. Tijdens de woelige roadtrip wordt Mel
geconfronteerd met valse ouders, twee homoseksuele overheidsagenten
met een kinderdroom, een psychopathische truckchauffeur en de
seksuele frustraties van zijn vrouw. De crisis loopt pas echt uit
de hand wanneer hij eindelijk ontdekt wie zijn echte ouders
zijn.
Na zijn geweldig getitelde debuut ‘Spanking the Monkey’, een
Sundance Film Festival-favoriet over de incestueuze relatie tussen
een zoon en een moeder (relax, ’t is een donkere komedie), verliet
David O. Russell de controversiële wateren voor een iets vlotter
verkoopbare en al even lekker getitelde opvolger. ‘Flirting with
Disaster’ is een alternatieve komedie die flirt met het commerciële
circuit (soms lijkt het wel een indieversie van ‘Meet the Fockers’,
très bizarre), zonder de weerhaakjes in te trekken.
Eigenlijk is het een gewiekste kruising tussen een praatkomedie
zoals Woody Allen ze graag heeft, een voorloper van de
disfunctionele ensemblekomedie zoals Wes Anderson ze later zou
maken én een evocatie van ouderwetse ‘comedy of errors’-komedies
waarin de misverstanden uitmonden in compleet absurde situaties
(tijdens de finale is het een knotsgekke screwballkomedie
geworden). Op die manier zoekt de film eigenlijk ook verwantschap
met het meer geschifte komediewerk van de broertjes Coen. O.Russell
wringt er echter ook een persoonlijke identiteit uit door
voorzichtig te strooien met satire op Amerikaanse tradities (bed
and breakfasts sucken!) en ingeburgerde waarden die tot
een gezond (Amerikaans) huwelijk moeten leiden. Hij slingert
hangijzers als seksuele identiteit, relatiecrisissen, overspel, het
‘nature vs. nurture-debat’, de zoektocht naar de individualiteit,
,drugs en gelijke rechten voor homo’s zowel tegen conservatieve als
progressieve muurtjes, zonder dat het pretentieus of al te genaveld
filosofisch wordt. Iets wat van ‘I Heart Huckabees’ net niet kon
gezegd worden. Het zijn lichte prikken, die subtiel verwerkt worden
in een energieke roadtrip die het zeker niet laat om af en toe de
onnozele spast uit te hangen.
Maar toch is ‘Flirting with Disaster’ geen voorloper van wat
later de voorspelbare Ben Stiller- krijgt-op-zijn-kop-komedie zou
worden. Daarvoor is het verhaal te intelligent, te subversief
(‘I guess it’s just one of those ex-felon, pro-acid kind of
non-smoking homes’) en te origineel in elkaar gezet. De
personages zijn uiteindelijk weinig meer dan disfunctionele
typetjes (Ben Stiller wordt zelfs letterlijk geadresseerd als
‘neurotic guy’), maar ademen toch een zekere herkenbare onzekerheid
uit die hen zachtjes boven de stereotiepen laat uitstijgen. Het
komt er niet volledig uit, omdat ze te vaak in functie staan van de
vergezochte situaties, maar mede dankzij de geslaagde casting,
krijg je toch het gevoel dat je naar mensen zit te kijken die niet
zo ver naast de werkelijkheid lopen.
De acteurs zijn in goede doen en springen kwiek op het sappige
materiaal. Patricia Arquette is gevoelig en sympathiek, Ben Stiller
staat nog niet op autopiloot het kneusje uit te hangen en Téa Leoni
– aka mevrouw David Duchovny – slaagt erin om de irritante neuroot
te spelen zonder dat je spontaan zin krijgt om haar schedel in te
beuken. Maar het zijn de bijrollen die voor de grootste
fun en leukste dialogen zorgen. Vooral Lily Tomlin en Alan
Alda zijn geweldig op dreef als geflipt ouderkoppel dat een kleine
LSD-fabriek draaiende houdt in de kelder. Ook Joshh Brolin (dit
jaar nog als herontdekking in ‘No Country for Old Men’) en Richard
Jenkins staan scherp als het gay couple dat onverwacht
deelneemt aan de disfunctionele roadtrip voor gevorderden. Brolin
levert trouwens het meest memorabele moment van de film af met zijn
nogal bizarre okselfetisj.
Met ‘Flirting with Disaster’ schurkt onafhankelijke geest David
O. Russell dicht aan tegen de grenzen van de stereotiepe
mainstreamcinema waar hij eigenlijk de spot mee drijft, maar de
driftkikker voorziet zijn ‘comedy of neuroses’ van genoeg
quirky ideeën om het origineel en fris te houden. Zeker
niet zijn beste film, daarvoor is het allemaal te vluchtig en
onevenwichtig, maar het zelden aflatende tempo, het naar
screwballhoogdagen knipogende absurdisme en de goeie vertolkingen
maken er wel een leuke disfunctionele komedie van waar zelfs
opperneuroten Woody Allen en Larry David smakelijk langs de neus
weg bij zullen gniffelen.