Tijdens de voorbije decennia is er veel onzin geschreven over de jodenvervolging door nazi-Duitsland. De ene reduceert de hele Wereldoorlog tot deze ene slachting, terwijl de andere het categoriek als een detail bestempelt. Voor- en tegenstanders haasten zich om de uniciteit en het sacrale karakter dan wel de schaamteloze uitbuiting ervan te onderlijnen tot elk sereen debat onmogelijk wordt.
Binnen een dergelijke storm van opinies is het lezen van Edgar Hilsenraths magistrale satire De nazi en de kapper niet minder dan een verademing. Hilsenraths vreemde Elckerlyc-verhaal zet iedereen te kijk: zijn hoofdpersonage annex verteller Max Schulz is net als Woody Allens Zelig een menselijke kameleon. Zijn identiteit verandert doorheen het boek naargelang de omstandigheden: een boek lang zal hij zijn naam steevast laten volgen door zijn huidige en voormalige posities.
Aanvankelijk is Schulz niet meer dan de "buitenechtelijke maar zuiver Arische zoon van Mina Schulz", de meid van de succesvolle joodse kapper Chaim Finkelstein en beste vriend van diens zoon Itzik. Bij de Finkelsteins leert hij niet alleen de Joodse riten en cultuur maar ook het vak van kapper, tot groot ongenoegen van zijn stiefvader Anton Slavitzki. Die is ook kapper van beroep, alleen niet zo een goede en een knapenschender bovendien. Maar dan komt Adolf Hitler op het voorplan en hij belooft aan alle verschoppelingen en zij die klappen kregen dat het ook anders kan. Ook voor hen zijn stokken beschikbaar waarmee ze slagen kunnen en zullen uitdelen.
Volledig in de ban van de "bergrede", zoals hij het noemt, treedt Schulz toe tot de partij. Tijdens de oorlog wordt hij ingeschakeld als moordmachine in het Poolse vernietigingskamp Laubwalde, waar hij vanwege zijn karikaturale joodse uiterlijk (donker haar, kikkerogen en een haakneus), dubbel zo hard zijn best moet doen. Maar dan is de oorlog verloren en rest er niets anders dan naar Duitsland te vluchten.
Terug in Duitsland blijkt hij voor oorlogsmisdaden gezocht te worden, ook al is hij dan naar eigen zeggen een kleine garnaal. In een moment van krankzinnigheid of genialiteit besluit hij de identiteit van zijn vermoorde vriend Itzik over te nemen. Bevriende nazi’s die de dans ontsprongen, besnijden hem en geven hem een nieuwe tatoeage (een Auschwitz-kampnummer) opdat niemand aan zijn verhaal zou twijfelen, voor zover ze dat vanwege zijn "typisch joodse uiterlijk" zouden doen.
Wat volgt, is te gek om los te lopen. Finkelstein/Schulz ontpopt zich tot jood en overtuigd zionist. Geen wonder dat hij naar Palestina vlucht en daar niet alleen het beroep van kapper opneemt maar ook dat van verzetstrijder (tegen de Britse bezetter). Na de onafhankelijkheid treedt hij toe tot het Israëlisch leger en ontpopt hij zich zelfs tot oorlogsheld. Wanneer hij in zijn laatste levensjaren de waarheid tracht te vertellen, is er niemand die hem nog geloven wil, zozeer heeft hij zich de joodse identiteit eigen gemaakt.
Met evenveel (of weinig) passie en overtuiging gaat Max Schulz/Itzik Finkelstein op in het nazistische ideeëngoed als in de zionistische droom. Hij is een zeloot wiens denkbeelden gevormd worden door de heersende opinie en daarna als een karikatuur zonder geloof naar buiten treedt. Max Schulz is voor Hilsenrath het gedroomde personage om de hele wereld een neus te zetten: een eigen mening heeft hij niet, een identiteit evenmin. Het zijn de anderen die van hem een kapper, verschoppeling, massamoordenaar, woekerende zwarthandelaar, verzetsheld en tot slot vrome jood maken. De nazi en de kapper is een allegorie, niet alleen over de holocaust, zijn ontstaan en nasleep, maar ook over de mensheid en zijn verlangen om de zaken vereenvoudigd te zien.