Het zat eraan te komen. Wat onze zwarte medemens is voor de Ku Klux Klan, zijn platenmaatschappijen voor Trent Reznor. Sinds vorig jaar is hij verlost van Interscope, dus het kan niet meer op: liet Radiohead vorig jaar, indien gewenst, nog drinkgeld betalen voor In Rainbows, dan schreef Reznor een tijd geleden op zijn site bij dit gratis downloadbare album: “This one’s on me.” Op zijn gezondheid, indeed.
Laten we elkaars tijd niet verdoen en een eind weg lullen over de relevantie van deze plaat voor de toekomst van de suïcidale muziekindustrie. De meeste thesissen te lande moesten vandaag toch al mooi ingebonden en ingediend zijn. Bovendien heeft Reznor een paar maanden eerder al (deels) iets soortgelijks gedaan met het instrumentale Ghosts I-IV. En vooral, als we dit gegeven paard in de bek kijken — zo zijn we nu eenmaal — moeten we er niet te veel doekjes om winden: The Slip is een goeie NIN-plaat. Het lijkt dan ook niet toevallig dat net deze plaat als een gratis kerstgeschenk wordt uitgedeeld: ze laat zich beluisteren als een collage van alles wat Reznor sinds Pretty Hate Machine heeft uitgebracht. Een uitgelezen kennismaking voor wie bijvoorbeeld ten tijde van het geperste prikkeldraad The Downward Spiral nog als de vleesgeworden onschuld in de wieg lag.
Na de korte openingssequens “999,999” raast “1,000,000” immers binnen alsof het een joyride wil beginnen met “The Beginning Of The End” uit het bij momenten best wel fantastische, maar te lange Year Zero. Qua lengte is dit tussen haakjes de kortste NIN-release ooit, die de 45 minuten niet haalt — als we de e.p. Broken niet meetellen. Ook de rest van de plaat luistert als een speciale Nine Inch Nails-ronde in een muziekquiz. De naarstig doormarcherende single “Discipline” had bijvoorbeeld dan weer op de veruit meest toegankelijke en gestroomlijnde NIN-plaat With Teeth kunnen staan, onder meer door de — in de studio van Reznor dit decennium — zeldzame drums.
Maar laten we elkaar geen Liesbeth noemen: zo overdonderend en verwondend als clusterbom The Downward Spiral wordt het nooit meer — no offense. Maar zelfs daarnaar doet The Slip overtuigend teruggrijpen, zoals in “Letting You”, waarvan de intro onmiddellijk doet denken aan “March Of The Pigs”, waarna een noise-uitbarsting volgt die we van Reznor sinds 1994 niet meer hebben gehoord. In tegenstelling tot Year Zero zit er geen apocalyptisch doemverhaal of rode draad achter de plaat, maar The Slip toont zich als een losse collectie songs die weliswaar op een heel slimme wijze achter elkaar zijn gezet. Want vanaf het onderkoelde “Echoplex” doven de vlammen en begint de rook op te trekken.
Het hele sterke “Head Down” — het had een van de uitblinkers op The Fragile kunnen zijn — lijkt nog wat olie op het vuur te willen gooien, maar de achter melancholische gitaren en geluidstapijten verschuilde piano maant aan die olie op de golven te gieten. De klank van die piano is het hele album lang weer zo oerherkenbaar als de afgelopen twintig jaar bij Reznor en draagt ook het daaropvolgende, mooie “Lights In The Sky”, het obligate rustpunt dat Reznor op elke plaat inlast en dat als vanouds even schuimbekkende als terneergeslagen mistroostigheid uitstraalt. En zoals te verwachten is, zijn er vervolgens ook uitlopers van Reznors instrumentale helletocht Ghosts I-IV, zoals “The Four Of Us Are Dying” en vooral het onbehaaglijke “Corona Radiata”, dat een stadswandeling overdag even beklemmend (op z’n zachtst gezegd) kan doen aanvoelen als de trip van Laura Dern in David Lynch’s Inland Empire.
For the record: The Slip zal ergens in juli ook gewoon in de platenwinkel liggen, zodat de plaat ook fysiek in de platenkast een waardige aanvulling in het NIN-oeuvre kan zijn. Grote vernieuwingen hoeven we van Reznor niet meer te verwachten, maar creativiteit om zijn muziek te verspreiden en betrouwbare genialiteit op plaat en op het podium ongetwijfeld nog wel — en productiviteit ook: dit is de vierde release op een jaar tijd, vroeger was het al gauw zes jaar wachten. Teleurstellen doet hij ook nu weer niet. Nine Inch Nails blijft uniek. Typisch zo’n laatste alinea waar Reznor een welgemeend “fuck off!” tegen zou roepen. En wie zijn wij om hem ongelijk te geven? Bij deze dus.