De muzikale ontdekkingstocht van Four Tet gaat verder. Ringer sleept de luisteraar met slechts vier tracks mee op een uiterst geslaagde trip doorheen ambient, techno, house en krautrock.
Kieran Hebdens elektronische alter ego heeft muzikaal al verschillende gedaantes aangenomen. Met Pause en Rounds wist hij de doorgaans wat kille elektronica meer warmte te geven door echte instrumenten te samplen. Het zorgde voor een organischer geluid dan men doorgaans uit een computer verwacht en hij werd al gauw als voorganger van een zogenaamde folktronica-beweging geroemd. Met Everything Ecstatic mat hij zich een wat vertrouwder techno-geluid aan. Een stuk dansbaarder en allerminst slecht, maar het album klonk niet als een geheel omdat er muzikaal uit een vat of twee te veel getapt werd.
De voorbije jaren was het stil rond Four Tet. Hebden reactiveerde zijn posrtrockband Fridge, met een net niet slaapverwekkend nieuw album tot gevolg. Tussendoor ging hij een stuk avantgardistischer loos met freejazz-muzikant Steve Reid. Interessant, maar zonder de impact van meesterwerk Rounds. Zijn nieuwste Four Tet-worp Ringer werd aangekondigd als een uitstap richting techno. Met de nodige argwaan mocht deze e.p. proefdraaien en het blijkt zowaar een onverwachte parel die – zodra de eerste schok (beats! epische tracks! rave-geluiden!) weggeëbd is – verdomd verslavend werkt.
Ringer heeft op muzikaal vlak dus niet zoveel meer te maken met de warme composities die van Four Tet een indie-succes maakten, maar de aandachtige luisteraar hoort genoeg parallellen. Het betoverende "Ribbons" klinkt nog het meest folktronisch, maar naarmate de track vordert, smokkelt Hebden meer en meer rave-geluiden en –beats doorheen de dromerige ambient.
"Swimmer" heeft dan weer dicht tegen de krautrock- en postrockafdeling van ’s mans platenkast gelegen. Het komt wellicht allemaal uit een computer, maar er lijken vintage synthesizers in het spel te zijn en hier en daar klinken echo’s van Pink Floyds meest psychedelische trips.
Met "Wing Body Wing" bewijst Hebden dat hij werkelijk van alles een deugdelijke beat weet te brouwen. Zeven minuten lang wordt een eind weg getokkeld en gebrobbeld en krijgen we het geluid van een vallende waterdruppel in allerlei vervormingen voor de kiezen. Geluidsfetisjisten kunnen er ongetwijfeld een boeiend avondje ’raad het geluid’ aan hebben, maar ook voor de argeloze luisteraar is dit een betoverende track.
Hèt verkoopsargument van de Ringer-e.p. is de titeltrack. Deze begint met een scherpe, hypnotiserende rinkel die vlotjes doorheen de stereo zweeft en bij de eerste beluisteringen flirt met de irritatiegrens. Hebden voegt nog uiterst subtiel fragmenten van melodiën en andere ritmes toe, tot hij na drie minuten tot het soort fantastische rave-techno komt waar einde jaren 90 menig festival mee werd afgesloten. Het zou het hoogtepunt van een Orbital-album kunnen zijn.
Kieran Hebden bewijst met de vier composities op deze e.p. dat hij het talent en geduld heeft om lange technocomposities op geen enkel moment te doen vervelen. Iets waar de technogrootheden als The Orb of Underworld tegenwoordig maar zelden in slagen. Bovendien laat hij het geluid dat op de albums van toen enigszins gedateerd klinkt, weer actueel klinken. Het getuigt van een meesterschap en gevoel voor detail dat zeldzaam is in de pop, rock en dance.
Los van enige nineties-nostalgie is Ringer vooral een indrukwekkende verzameling composities die — voor wie het vergeten was — bewijzen dat elektronica ook zonder enige geestesverruimende hulpmiddelen meeslepend, opwindend en boeiend kan zijn. Het is het soort album waardoor een mens zich gaat afvragen waarom sommige muzikanten nog echte instrument nodig hebben.