Will Oldham doet waar hij zin in heeft en wanneer hij daar zin in heeft. Het zou de goedkope tagline voor een derderangs actiefilm kunnen zijn of de patserige opmerking van een testosteronfabriek in overdrive, maar eigenlijk is het niet meer dan een terechte waarneming, zij het dan zonder de machoconnotatie.
Oldham kan immers van veel beschuldigd worden (autisme, introversie, asociaal gedrag,…) maar stoere borstklopperij behoort daar vooralsnog niet bij. Veeleer is het zo dat hij, in het bijzonder wanneer hij het kleed van Bonnie ‘Prince’ Billy draagt, zich door geen enkele conventie of verwachtingspatroon laat leiden. Oldham neemt een plaat op en brengt die uit, wat de rest van de wereld er van denkt is zijn zaak.
In het verleden leidde dit zowel tot instantklassiekers (I See A Darkness) als tot albums die bij voorkeur zo snel mogelijk vergeten worden (Ease Down The Road). Een lijn trekken doorheen zijn output is dan ook schier onmogelijk tenzij men zich tot grove, overkoepelende termen als alt.americana en singer-songwriter wendt. Begrippen die zeker in het geval van Oldham hol en leeg klinken.
Na jaren slabakken en — naar zijn normen — middelmatige platen uitbrengen, had hij opeens terug een meesterwerk te pakken met The Letting Go (2006) waarna vorig jaar haast achteloos het kleinood Ask Forgiveness E.P. volgde. De ep bevatte naast een aantal covers één origineel nummer, “I’m Loving The Streets”, waarop Oldham zijn voorliefde voor pure country mocht botvieren. Met Lie Down In The Light slaat hij dit pad verder in.
Het is dan ook wennen wanneer “Easy Does It” zich aandient: het is een verrassend vrolijk countrydeuntje waarop Oldham zich tot een goed geluimde redneck ontpopt. Het nummer blijft zelfs ontelbare beluisteringen later tussen doodeenvoudig ergerlijk en aanvaardbaar in hangen. Gelukkig volgen daarna kleine pareltjes als “You Remind Me Of Something (The Glory Goes)” en “So Everyone” waarbij Oldham country in de stijl van Hank Williams weet te koppelen aan zijn eigen idioom.
Vreemd genoeg misschien behoren net deze nummers die het dichtste bij de country aanleunen tot de meest memorabele. Zo ook in de tearjerker “I’ll Be Glad” waar een kort intermezzo van de lapsteelgitaar het geheel afmaakt. Dat deze keuze niet over de hele lijn geslaagd is, valt te horen in “What’s Missing Is”. Hierop blijft Oldham te trouw aan de oude countrystijl en daardoor vergeet hij zich de song eigen te maken.
In de andere nummers is die traditionele countryinslag minder prominent aanwezig. Zo heeft “For Every Field There’s A Mole” een aangename jazzy toets die het countrygedeelte weliswaar niet overschaduwt maar het toch een andere richting uitstuurt. “Where’s The Puzzle” heeft dan weer een dynamiek vreemd aan de andere songs, er wordt niet opvallend luider of anders gespeeld maar toch biedt het nummer een vitaliteit aan die de andere nummers ontberen.
Wie zich stoorde aan Dawn McCarthys theatrale uithalen op The Letting Go kan overigens opgelucht ademhalen. Ditmaal mag een veel ingetogener Ashley Webber Oldham van weerwoord dienen. Webber lijkt afgaande op haar stem wel grootgebracht op een dieet van Hank Williams en moonshine whisky. Hoewel ze in de eerste plaats op de achtergrond haar rol vervult, zou het duet in “You Want That Picture” zonder haar nooit eenzelfde tijdloosheid bereikt hebben.
Lie Down In The Light is niet de instantklassieker die I See A Darkness en The Letting Go zijn, daarvoor is de countryinslag en de zachte toets aanvankelijk te veel wennen. Wie echter doorbijten wil en zich open durft te stellen voor de puurheid van dit album (een puurheid die ooit inherent was aan het countrygenre als white man’s blues), kan niet anders dan bevestigen dat Oldham net geen meesterwerk geschreven heeft. Lie Down In the Light is met andere woorden opnieuw een Bonnie ‘Prince’ Billy grand cru.