Net als Crazy Horse en The E-Street Band is The Bad Seeds voor eeuwig in de muziekgeschiedenis verankerd met een ampersand voor zijn naam, als trouw “aanhangsel” van een gevestigde waarde. Maar net als bij de eerder genoemde bands (Nils Lofgren, Jack Nitzsche, Steve Van Zandt, Patti Scialfa,…) oogsten leden van The Bad Seeds ook individueel succes. Eén daarvan is Barry Adamson.
Maar ook al speelde Adamson (als bassist) mee op de eerste vier Nick Cave & The Bad Seeds-albums (van From Her To Eternity in ’84 tot Your Funeral My Trialin ’86 dus), de man een Bad Seed noemen, is hem eigenlijk oneer aan doen. Zijn doortocht aan de zijde van onze favoriete vleermuis dateert namelijk al van meer dan twintig jaar geleden en Adamson is intussen van veel meer muzikale markten thuis. Zijn initiële wapenfeiten bij de postpunkers van Magazine en de synth-wavers van Visage buiten beschouwing gelaten, verwierf Adamson vooral naam en faam als componist van bevreemdende, filmische platen als Moss Side Story en Oedipus Schmoedipus. Geen wonder dus dat David king of weird Lynch Adamson vliegensvlug opmerkte en hem onder de arm nam om mee te werken aan de soundtrack van diens magnum opus Lost Highway.
Enkele soloplaten later (vooral Adamsons vorige plaat Stranger On The Sofa kon op heel wat lovende kritiek rekenen) is er nu Back To The Cat: een pikdonker, maar tegelijk zomerzwoel album dat tot het allerbeste van ’s mans oeuvre mag worden gerekend. Met “The Beaten Side Of Town” wordt de toon al meteen gezet: Back To The Cat is nog maar net afgetrapt, of de achteloze luisteraar wordt al meteen bij het nekvel gegrepen en meegesleurd naar duistere steegjes waar in het illustere aanschijn van de straatlantaarns met bloed besprenkelde stiletto’s opblinken. Naar dat stuk van de stad waar wraakzuchtige weerwolven ’s nachts krijsend hun holen verlaten en in naar ontucht ruikende kroegen dodelijke samenzweringen en afvallige allianties smeden. Vergelijk het met de ondergrondse dreiging die ook van films als Mean Streets of Sin City afspat, gekoppeld aan de geilheid van muziek à la Morphine.
Die stad ook waar de obligaat loeiende politiesirenes nooit verstillen, getuige de intro van het door swingende saxen en tintelende pianoklanken voortgestuwde “Straight ‘Til Sunrise”. “Spend A Little Time” is dan weer een onverbloemd verzoek tot ontucht waaraan het zelfs voor categorische heteroseksuelen als wij moeilijk weerstaan is. Adamsons zwoele croonerstem, lichtvoetige pianoriedels en broeierige blazers (die in het très jazzy “Shadow Of Death Hotel” zelfs volledig de hoofdrol opeisen): het maakt van Back To The Cat een uitgelezen soundtrack bij een opzwepend partijtje rampetampen.
Dat niveau wordt helaas niet altijd even resoluut aangehouden: het doorzopen “I Could Love You” klinkt ongetwijfeld patent wanneer na een nachtje tooghangen de zon alweer door de bedompte vensters priemt, de stoelen op tafel worden gezet en eeuwige trouw in het oor van de laatst overgebleven potentiële minnares wordt gelald. Die sfeer. Op plaat valt het echter wat te licht uit. Het balladachtige, spooky “Walk On Fire” zwengelt het ritme snel weer aan, maar “Flight” (denk aan de overbekende intro van “The Pink Panther”, maar dan een stuk minder funky) is alweer een verwaarloosbaar niemendalletje.
Met “Civilization” — alsof Edwin Collins geremixt wordt door Mark Ronson — en het sinistere “Psycho Sexual” sluit Adamson zijn achtste studioalbum wel verrukkelijk af. Of het nu een typisch Belgische zomer wordt of niet, wie Back To The Cat in huis haalt, verzekert zich alvast van zweterige temperaturen.