Terwijl buiten de Botanique werd ondergedompeld in een broeierig avondsfeertje, was het ook binnen in de Orangerie zomerse gezapigheid troef. Headliner Tunng speelde een aangenaam, maar allerminst opmerkelijk anderhalf uurtje bij elkaar.
Als This Is The Kit opent de naar Parijs uitgeweken Britse Kate Stables de debatten. Buiten schijnt de zon nog volop, waardoor Kate het in het begin met een quasi lege Orangerie moet stellen. Het kind laat het niet aan haar hart komen en speelt een zorgeloos setje met af en toe experimentele folk. Stables’ nummers zijn doodsimpel, de aankleding minimaal. Na drie nummers waaarvoor ze telkens van instrument wisselt (van een akoestische gitaar over een banjo naar een elektrische gitaar) komt partner Jesse Vernon (ook bekend als Morningstar) haar op het podium vervoegen. Het samenspel hebben de twee nog niet altijd even goed onder de knie, een enkele keer gaan ze zelfs helemaal de mist in. Memorabel kan je This Is The Kid bezwaarlijk noemen en Stables heeft vast tientallen collega’s die krèk hetzelfde klinken. Toch kan een mens complexloos genieten van Stables’ frêle stemmetje, ook al zijn we die morgen al lang weer vergeten.
Als de voolgende act Cafeneon iets bewijst, is het wel dat ze over de taalgrens met heel andere dingen bezig zijn dan in het Vlaamsche land. Enfin, echt anders kan je hun poprock met electro-inslag moeilijk noemen, het zit’m vooral in de manier waarop. Occasionele synths en electronica fleuren redelijk inspiratieloos rockgetokkel op, terwijl frontlady Catherine Brevers zo vals mogelijk door de micro hijgt. Als zij en gitarist gregory Carette hun mond houden, is Cafeneon bijwijlen best verteerbaar, zeker als ze de zwaardere dub-toer opgaan. Helaas horen we daar te weinig van om van een geslaagd concert te spreken. Het zal Cafeneon worst wezen: het Franstalige deel van het publiek loopt immers wél wild van dit viertal, die aan hun losbandig gedrag te merken duidelijk vinden dat ze de top van de wereld bereikt hebben. Het weze hen gegund.
Waar we ook niet gek van waren, was Good Arrows, de nieuwste Tunng. De mystiek bleek uitgedoofd, songwriters Sam Genders en Mike Lindsay uitverteld. Het is dan ook niet zo’n gek slecht idee dat de band vanavond begint met twee nummers uit vorige platen Mother’s Daughter And Other Songs en Comments On The Inner Chorus. “People Folk” en “Bodies” hebben hun deugdelijkheid al lang bewezen. Als met “Take” het eerste Good Arrows-nummer de revue passeert, is het publiek warm gelopen en de groep ingespeeld. Toch kleeft de zomerse warmte ook duidelijk in de kleren van van bandleden: het gaat er allemaal net iets te sloom aan toe.
Het eerste en eigenlijk enige échte kippenvelmoment voltrekt zich nochtans al redelijk vroeg. Murderballads “Jenny Again”en “Sweet William” maken het ijzig fris in de nochtans behoorlijk zwoele zaal. “I’ll watch him sink beneath the flood / And back to where he came / And pray to God and death and blood / I might forget his name”, zingt Genders tijdens de laatste noten van “Sweet William”. Gek hoe die song live zo mogelijk nog beklijvender klinkt dan op plaat. Na het mooi aansluitende “Tales From Black” (dat conform de heersende sfeer begint met “She washes all the young blood from her hands in the sink”) is het dan toch nog al Good Arrows wat de klok slaat en speelt Tunng op automatische piloot richting coulissen. We namen haast het woord “afhaspelen” in de mond, maar daarvoor is de band nog net iets te enthousiast. Het blijven schatjes. Met afsluiter “Bullets” wordt het beste van Good Arrows nog tot het laatst gehouden. De song krijgt live nog een extra adrenalinestoot of drie, waardoor we na afloop achterbleven met het gevoel naar een meer dan geslaagd optreden te hebben gekeken. Al zal de gezellige bisronde, met een uit de band springend “Engine Room” als orgelpunt, daar ook wel voor iets tussen hebben gezeten. Dit was beslist niet Tunngs beste avond, maar we zaten ook niet meteen te verlangen naar een terrasje. En dat is ook al wat.