Met Film brengt de Oostenrijkse Stephan Németh een soundtrack uit die er geen is. De plaat bevat muziekstukken die eerder gebruikt werden in (obscure/kleinschalige) films, en nu in herwerkte versies als volwaardige nummers uitgebracht zijn. Maar het verlangen naar de originele bijhorende beelden en songs blijft sluimeren.
Németh zal bij liefhebbers van glitch en intellectuele postrock in de traditie van Tortoise vooral gekend zijn als één van de leden van Radian. Die groep bracht tot op heden drie albums uit met een wisselend (artistiek) succes, niet in het minst omdat de muziek, hoewel in se grotendeels akoestisch opgebouwd, toch heel erg elektronisch en vaak zelfs aliënerend aandoet. Op Film lijkt Németh zich van dit euvel bewust te zijn, zelfs al blijven de songs klinisch steriel klinken.
Twee nummers, “Luukkaankangas” en “Soprus”, hebben geen of nauwelijks wijzigingen ondergaan. Het eerste nummer diende als soundtrack bij de experimentele film Luukkaankangas – updated, revisited, een film die beelden van de belangrijkste Finse wegen aan elkaar monteert. In het nummer tracht Németh niet alleen een desolaat gevoel te leggen, maar ook een zekere dreiging en onzekerheid, alsof de Finse sagenwereld sluimerend aanwezig is onder het asfalt. “Soprus” is de theme song bij de half uur durende docufictie Sopurs (Friendship) die onlangs nog te zien was op het Gentse Courtisane Festival.
Ditmaal kiest Németh conform het verhaal over de ontmoeting tussen Estse en Russische jongeren voor enkele warme en minimale klanken waarbij de spaarzaam aangeslagen pianotoetsen de teneur bepalen. Het is jammer dat het hier bij deze track blijft want wie de film niet gezien heeft, kan zich alleen maar afvragen of Németh de menselijkere toon een film lang volgehouden heeft of toch opnieuw voor zijn koudere aanpak koos. Voor zijn eigen nog te verschijnen film rond Brazilië, utopische idealen en de realiteit bijvoorbeeld mag het duidelijk opnieuw postmoderner.
Met de hulp van Radian-collega en drummer Martin Bradlmayr krijgt “Via L4-Norte” een industrieel postjazzgevoel mee die zich het duidelijkst laat omschrijven door kille klanken samen te laten gaan met enkele avant-gardische toetsen en een warme jazzondergrond. Het geheel benadert, hoe kan het anders, het dichtste de specifieke Radian-toets. Op “Field” speelt Bradlmayer opnieuw mee. Het nummer, oorspronkelijk onder meer zonder drums, deed dienst als een klankbord bij Domino, een film rond architectuur. Ook zonder de film gezien te hebben kunnen de beelden van oprijzende gebouwen in al hun dreiging zo voor de geest gehaald worden.
“Transitions” en “Ortem Ende” ten slotte werden beide geschreven voor de film Ortem, al haalde geen van beide in deze versie de film. Het metallieke “Transitions” gebruikt staalklanken die schatplichtig zijn aan (de oude) Einstürzende Neubauten, maar geeft het geheel een veel dwingender en ook minder postapocalyptisch elan. In “Ortem Ende” is de apocalyptische teneur sterker aanwezig dankzij enkele duistere ondertonen die de sfeer blijvend bepalen. De combinatie van klanken, allen gefocust op het eigen non-evolutionaire voortbestaan, creëert een spanning die geen ontlading kent maar zich telkens anders manifesteert.
Film haalt zijn elementen en nummers weliswaar uit de soundtracks die Németh voor verschillende films schreef, maar dient in de eerste plaats als een op zichzelf staand album beschouw te worden. Németh heeft de verschillende nummers bewust zo bewerkt dat ze samen een geheel vormen, los van hun achtergrond. Door een sfeerschepping op te roepen met behulp van akoestische instrumenten die heel elektronisch aandoen, dompelt Németh de luisteraar onder in een steriel en klinisch, maar ook warm bad van geluiden en klanken. De pracht van Film versterkt paradoxaal genoeg het verlangen om de hier gebrachte nummers ook in hun originele context te zien.