De proloog van ‘The Departed’ moet tot de meest memorabele
filmmomenten van het voorbije jaar hebben behoord. Jack Nicholson
buigt zich aan het einde van zijn openingsmonoloog het licht in (de
eerste keer op die vijf minuten dat we zijn gezicht duidelijk
kunnen zien) en debiteert de geweldige one-liner: We can become
cops or criminals. But when you’re facing a loaded gun, what’s the
difference? En op de achtergrond, verantwoordelijk voor
minstens de helft van de kracht in die scène, horen we The Rolling
Stones met ‘Gimme Shelter’. De derde keer in zijn carrière dat
Scorsese dat nummer gebruikt, overigens, na ‘GoodFellas’ en
‘Casino’. De regisseur heeft duidelijk altijd al een affiniteit
gehad met de muziek van de Stones, die ongetwijfeld deels te
verklaren is door het feit dat hij van dezelfde generatie is als
Jagger en co. Hij begon films te maken in de late jaren zestig, op
het hoogtepunt van de Stones-adoratie en -controverse. En net zoals
de Stones de voorlopers waren van een muzikale generatie die
resoluut inging tegen de braafheid en banaliteit van hun
voorgangers (take that, Petula Clark!), was Scorsese één
van de meest eminente regisseurs van het nieuwe Hollywood, dat
ongeveer hetzelfde deed in de cinema (take that, Julie
Andrews!). Of dat nu van Scorsese de Mick Jagger van de film maakt
of omgekeerd, mag u zelf uitmaken.
Geen wonder dan dat de twee de handen in elkaar sloegen voor
‘Shine a Light’, na ‘Feel Like Going Home’ (over de blues) en ‘No
Direction Home’ (over Bob Dylan) de derde non-fictie muziekfilm van
Scorsese op een paar jaar tijd. Maar wie, net als in het geval van
‘No Direction Home’, een diepgravende documentaire verwacht waarin
het fenomeen van de Stones uitgebreid geduid wordt, is eraan voor
de moeite. ‘Shine a Light’ is een professioneel in elkaar gestoken,
maar ook conventionele concertregistratie, gefilmd in september
2006 in het Beacon Theatre in New York, die zich maar op een paar
momenten weet te onderscheiden van zoveel andere intredes in
hetzelfde genre.
Voor een filmliefhebber (in de zin van: mensen die gefascineerd
zijn door het proces van het filmmaken zelf), zijn de eerste scènes
zonder meer het interessantst. In parallelmontage zien we hoe zowel
Mick Jagger als Scorsese zich voorbereiden op het concert. Scorsese
beent het podium op en neer om te proberen te beslissen waar hij
zijn camera’s moet plaatsen en heeft meetings met zijn
cinematografen (waaronder oscarwinnaar Robert Richardson, die al
een aantal van Scorsese’s fictiefilms draaide) over de belichting.
Eén van de lampen die de regisseur wilt gebruiken, geeft schijnbaar
zoveel hitte dat Jagger letterlijk kan verbranden als hij er meer
dan tien seconden onder staat. Zonder een spoor van ironie en met
een blijkbaar oprechte bezorgdheid antwoordt Scorsese: We
cannot burn Mick Jagger! En ondertussen probeert hij met
groeiende wanhoop de set list van het optreden te pakken te
krijgen, iets waar Jagger eindeloos veranderingen in blijft maken.
Zoals we het zien in de film, gaan de lichten in de zaal al uit en
begint het publiek al te juichen op het moment dat een runner
Scorsese een blad papier in handen duwt: “Dit is de setlist.”
Hoewel ik vermoed dat hier een beetje creatief montagewerk aan te
pas is gekomen.
Jagger probeert ondertussen te beslissen welke nummers hij gaat
zingen, keurt het podium en begroet speciale gasten, waaronder de
Clintons (Keith Richards tegen Bill Clinton: I’m bushed!).
Dat alles wordt in korrelig zwart-wit vastgelegd, tot op het moment
dat het concert begint. Plotseling barst de film lost in kleur, op
glanzend 35 millimeter pellicule, hier en daar aangevuld met
materiaal van een HD camera.
En zo zijn we vertrokken voor een concert dat suggereert dat
zelfs met hun gezegende leeftijd, de Stones nog lang niet rijp zijn
voor een bejaardentehuis. De manier waarop alles wordt gefilmd, is
conventioneel en verraadt maar zelden de hand van een
meester-filmmaker, maar het optreden zelf is alles dat we van de
Stones kunnen verwachten. De set list (eens die dan uiteindelijk
toch in elkaar was gesleuteld), is een gezonde mix tussen meer en
minder bekende nummers, en er wordt zelfs even teruggegrepen naar
de vroegste dagen van de band, met een rhythm & blues nummer.
Jagger wringt zijn lijf in verschillende impressionistische vormen
die maar van veraf op een dans lijken, maar zijn energie is enorm
en drijft de hele show. Keith Richards is natuurlijk de andere
dominante aanwezigheid, wiens onverstoorbare kalmte niet echt
strookt met zijn imago als gesjeesde bad boy. Richards
staat op het podium met een rustige nonchalance die zoveel wilt
zeggen als: “Goh, ik ben hier nu toch, dan zal ik maar een paar
nummers spelen ook, zeker?” Zijn moody vertolking van ‘You
Got the Silver’ is één van de hoogtepunten van de show.
Scorsese last tussendoor een aantal archiefbeelden in, die in
principe voor meer duiding zouden moeten zorgen. We zien de Stones
van hun beginjaren tot nu, in interviews en nieuwsbeelden, en
gaandeweg kunnen we ons een vaag idee vormen van de culturele
impact die ze gehad hebben. Hun pogingen tijdens de vroege jaren om
respectabel over te komen, de arrestaties van Jagger en Richards
wegens drugsbezit, de kritiek op hun “onfatsoenlijke” muziek, en
daarna de jaren van erkenning. Hun eindeloze tournees, waarin ze
verplicht zijn om de éne hersenloze vraag na de andere te
beantwoorden (Jagger kan er iets beter mee om dan Richards, die
schijnbaar al eens graag met voeten van slechte interviewers
speelt) en (in een hele kleine notendop) hun visie op wat ze doen.
De opzet is er wel, maar dat archiefmateriaal wordt zo kort
gehouden dat je niet echt van een serieuze contextualisering kunt
spreken. Ik geloof eerder dat die beelden een praktisch nut
dienden, om verschillende breaks in het concert op te vullen.
‘Shine a Light’ is een degelijke concertfilm, die meer zal
betekenen voor de fans van de Stones dan voor die van Scorsese –
wat waarschijnlijk ook de bedoeling van de regisseur is geweest.
Buiten een (weliswaar fenomenaal) eindshot, dat herinneringen
oproept aan een berucht steadicamshot uit ‘Goodfellas’, valt er
hier filmisch maar weinig te beleven, maar goed, we zien één van de
beste groepen ter wereld twee uur lang loos gaan en dat is per
definitie de moeite. It’s only rock and roll, but I like
it.