In 2006 liet het Gentse Transit een eerste maal van zich horen met Broadleaves Vs Conifers. De e.p. was echter niet meer dan het zoveelste geslaagde doorslagje van waar postrock voor stond en staat. Mooie songs, dat wel, maar zonder een eigen identiteit. Nu de groep bij Zeal getekend heeft, liggen de kaarten anders.
Met het debuut Whitewater is voor Transit immers het uur van de waarheid aangebroken: slaagt de groep er in om een eigen gezicht te ontwikkelen of blijft hij de grote voorbeelden achterna hollen? Van bij de eerste beluistering wordt al duidelijk dat Transit weliswaar tracht los te breken uit het postrockkeurslijf, maar daar nog niet ten volle in slaagt. Geen man overboord echter, want Whitewater herbergt genoeg fraais.
“Boat Song” start als een dubbeltje op zijn kant: de song bloeit langzaam open maar verraadt net daarin zijn achtergrond. En inderdaad slaagt Transit er (nog) niet in om het oude juk volledig van zich af te gooien. Langs de andere kant zijn er genoeg groepen binnen het genre die maar al te graag een arm en een been over zouden hebben voor wat in essentie een knallende opener is. Wat het nummer aan originaliteit ontbeert, wordt ruimschoots gecompenseerd door een combinatie van vakmanschap en een neus voor fijne melodieën.
Met “Maribor” wordt voorzichtig een andere weg ingeslagen: enerzijds zijn er nog voldoende postrockelementen aanwezig om niemand voor het hoofd te stoten, anderzijds verraden de melodielijnen een songgerichte aanpak die het niet noodzakelijk moet hebben van hard/zacht-contrasten. Jammer genoeg durft de band niet door te zetten en bewandelt het nummer toch nog de geijkte paden. Dezelfde “kritiek” kan ook — al is het dan moeilijker hard te maken — geuit worden bij “No Smoking Gun”.
De song tast nogmaals de grenzen van het genre af maar mist de durf en experimenteerdrift om boven zichzelf uit te stijgen. Er zijn voldoende interessante elementen en ideeën aanwezig (de rockuitspatting inclusief op hol geslagen gitaren na de vijfde minuut bijvoorbeeld) maar het lijkt wel alsof de band schroomt om voluit te gaan en liever teruggrijpt naar wat al gekend is, in plaats van zich rücksichtlos in het avontuur te storten, terwijl net dit laatste loont.
Het beste bewijs daarvan levert “Thor” waarop de groep versterking krijgt van uiteenlopend schoon volk als Christophe Vandewoude (Soon), Dieter Cuypers, Chantal Acda (Sleepingdog), Mathijs Bertel (Ansatz Der Maschine) en Wouter Vlaeminck (Tomàn). De dromerige melodie klinkt nu en dan weliswaar bekend in de oren, maar daar staan dan weer de verschillende stemmen tegenover die de song naar een hoger niveau tillen en aantonen dat ook zonder te breken met vaste waarden een nummer een nieuw elan kan krijgen.
Tot dezelfde categorie behoort het op keyboards en violen steunende “Lucas”. De song is het meest a-typische nummer van de plaat geworden en net daardoor ook het beste bewijs dat er veel meer in Transit zit, dan uit dit album duidelijk geworden is. Maar het nummer hoeft evenmin de leidraad te vormen, want daarvoor is de breuk met de andere nummers te groot. Als buitenbeentje staat het hier evenwel uitstekend.
In vergelijking met “Lucas” lijken zowel “Trees” als “January” een stap terug. Het eerste nummer koppelt echter een fraaie melodie aan een pompend ritme en houdt dit een nummer lang vol, waardoor de song de facto een opgetogen popnummer in rockjasje wordt. “January” dreigt uit te monden in een klassiek postrocknummer tot wanneer blijkt dat Transit uiteindelijk louter met de conventies speelt en ze geheel naar eigen hand zet.
Whitewater is in de eerste plaats een postrockplaat, laat zoveel duidelijk zijn . Maar waar het gros van de groepen (zelfs grote namen als Explosions In The Sky en Mono) er al lang niet meer in slagen om het genre nieuw leven in te blazen, weet Transit op zijn debuut verbazingwekkend genoeg wel enkele voorzichtige krijtlijnen uit te tekenen. Whitewater is op zijn minst beloftevol te noemen.