Amy Winehouse zwalpt in haar ondertussen welbekende toestand per ongeluk de studio van Kate Nash binnen, wrijft de brokken mascara uit haar ogen en zet in een helder moment plots het aanwezige songmateriaal vakkundig naar haar hand. Zo klinkt Adele wel, maar ze heeft in al haar eigenheid vooral een lichtjes indrukwekkende plaat gemaakt met een al even indrukwekkende stem.
19 is zo’n haast overbodige overgangsleeftijd: nog net niet volwassen genoeg, en net geen tiener meer. 19 is een wachtkamer in de vorm van een getal. Maar als meisjes zogezegd immer twee jaar voor op hun leeftijd zijn, dan is Adele haar amper 19-jarige leeftijd een decennium vooruit met een plaat als een rugzak vol bagage die bitter weinig van haar leeftijdsgenoten kunnen torsen. Het is een weliswaar heel persoonlijke, soulvolle plaat waarop ze met alle denkbare glans de tienerdagboekpoëzie ver overstijgt.
"You Shower Me With Words Made Of Knives" zingt ze een van haar (blijkbaar vele) onmogelijke of ex-liefdes toe, maar zij moet daar niet voor onderdoen. In plaats van zich in zelfmedelijden te wentelen, zijn haar songs standvastige mijmeringen die geslepen worden aan haar slijpsteen van een stem. Daar hangt de plaat echter niet alleen aan op, getuige daarvan bijvoorbeeld de sterke, ondertussen wel platgespeelde single "Chasing Pavements" met bloedmooie arrangementen en een melodie die voor je het weet de nooduitgang in je hoofd niet meer vindt. Daar is de productie van Jim Abbiss (de man achter de debuten van Editors en Arctic Monkeys) niet vreemd aan.
Al kan het er ook veel intiemer aan toe gaan. Adele Adkins tikt je met louter akoestische gitaar eerst onweerstaanbaar op de schouder met "Daydreamer", daarna neemt ze je bij de hand met het rotaanstekelijke, rond een basmotiefje geweven "Best For Last" dat er op z’n eentje voor zorgt dat je haar hand geen seconde meer loslaat voor de rest van de plaat. En probeer ze daarna nog maar eens los te laten. Verderop trekt het prachtige, intimistische "First Love" met zijn belletjes een geluidsdichte muur rond je op in welke lawaaierige omgeving je je ook bevindt.
Maar het geluid mag ook eens wat uitwaaieren, met strijkers die steevast klinken alsof Adkins’ stem het einddoel van hun dwaaltochten is. Zo doen de openingsseconden van "Cold Shoulder" bijvoorbeeld wel héél hard vermoeden dat "Unfinished Sympathy" tot de soundtrack van Adeles tienerjaren behoorde. De arrangementen in het waarlijk uitmuntende en verslavende "Tired" zullen Richard Ashcroft binnensmonds bewonderend doen vloeken — fenomenaal hoe die song in het midden vleugels krijgt maar door Adele schouderkloppend weer op de grond wordt gezet. En het grootse, imposante slotnummer "Hometown Glory" dat vorig jaar al als een eerbiedwaardige boodschapper voor deze plaat werd uitgestuurd, omarmt je zo stevig dat het je bijna doet beloven dat dit het laatste nummer is dat je in je leven wilt horen. En zo kan Adele op drie kwartier tijd de ene minuut een rokerige, luidruchtige bar, met krakende houten vloer doen verstommen, en de andere minuut de grote luchter in een plechtstatig rood theatre nog harder doen blinken.
Uiteraard gebruikt ze haar stem soms als een trucje. Ze laat die weleens een keer te veel overslaan ("Melt My Heart To Stone"), en zoals ook "Crazy For You" aantoont, maken vocale capriolen nog geen onvergetelijke song. En de steeds obligater lijkende cover op een debuut is ook hier aanwezig. Zo’n cover is al te vaak als een bende tienjarigen die een museum binnenvallen: hopen dat er geen krassen in de schilderijen komen en dat de marmeren standbeelden onaangetast blijven. In dit geval kan Bob Dylan weliswaar gerust zijn: "Make You Feel My Love" blijft onbezoedeld, maar als statement kan haar eigen werk méér dan volstaan.
De extatische uitroep "debuut van het jaar!" is zo hol geworden en zegt geen ene moer over deze plaat. Wat hebben we nog? "Verademing", "revelatie"? De vaten met clichés laten we maar dicht deze keer. Laat deze fantastische plaat gewoon maar het, met een pakweg Mercury Prize gedecoreerd, begin zijn van een essentiële back catalogue als een museum waarin tienjarigen met hun luidruchtige fikken niks dúrven aan te raken.