Hooverphonic had wat goed te maken na een teleurstellend statische
toernee rond ‘A New Stereophonic Sound Spectacular’. Deze
beïnvloedde duidelijk nog de nieuwe podiumopbouw (rokerige sfeer
met behoorlijk spaarzame lichteffecten, ditmaal door clever gebruik
van roterende spiegels), maar koos voor een veel levendiger
invulling. Als basis voor de set is The President Of The LSD
Golf Club een dankbare plaat, aangezien ze Hooverphonic na het
recycleerwerk van No More Sweet Music
een nieuwe impuls geeft. Het nieuwe materiaal aardt bovendien
bijzonder goed live. De lead single ‘Expedition Impossible’ knalt
op het podium, maar ook het dromerige ‘Stranger’, ‘The Eclipse
Song’ (door Callier accuraat beschreven als “Hooverphonic doet de
Soggy Bottom Boys)” en een bitterder ‘Circles’ verteren aangenaam.
Helemaal aan het einde kregen we daarbovenop nog eens een briesende
versie van ‘Bohemian Laughter’, uitlopend op een noisy einde, die
gewoonweg smeekt om op een live-plaat gedrukt te worden.
Ook bij het oude materiaal kregen we een verfrissend gevoel. Eerst
en vooral werden enkele verrassingen voorzien, zoals het zelden
live gespeelde ‘The Magnificent Tree’, dat in de eindfase enkele
flarden ‘Too Wicky’ incorporeerde, en ‘No More Sweet Music’, de
nogal saaie titelsong van het vorige album die voor de gelegenheid
in een nieuw jasje gestoken werd ,met als resultaat een bruisende
track die Quentin Tarantino met graagte op een van zijn soundtracks
zou gebruiken. Natuurlijk waren ook de klassiekers weer van de
partij, maar zelfs deze werden aangepast aan het retrosfeertje van
het nieuwe materiaal. ‘Club Multipulciano’ en ‘Jackie Kane’ kwamen
heel sterk uit de hoek, maar compleet onverwacht werd ook
‘Sometimes’ (vertrekkend vanuit een ‘Imagine’-instrumental, maar
gaandeweg harder gaand) een hoogtepunt van de set.
‘The World Is Mine’ vond minder zijn draai: nogal misplaatst
aangekondigd als het enige uptempo nummer dat Hooverphonic ooit
maakte werd een te weinig zwierige versie afgehaspeld. ‘Vinegar And
Salt’ schalde dan weer te happy uit de boxen, waardoor het wrange
kantje dat dit nummer maakt tot wat het is ontbrak. Gelukkiglijk
volgde het kippevelmoment van de avond iets later met een ingetogen
versie van ‘Inhaler’.
Hoewel het lichtjes psychedelische sfeertje een interessante
wending vormt binnen het Hooverphonic-oeuvre, past het niet al te
best bij de uitstraling van Geike Arnaert. In de atmosferischer
passages kan zij naar gewoonte teren op haar ijzige doch sensuele
uitstraling, maar bij de energetische uitbarstingen komt ze
behoorlijk houterig over. Op deze momenten gaat Callier, die in
enkele songs ook een deel van de vocals voor zijn rekening neemt,
beter op in de sfeer. Spijtig genoeg counterde hij dit
charme-offensief met enkele behoorlijk arrogant aandoende monologen
in de bindteksten.
Ondanks deze puntjes van kritiek kunnen we al bij al toch met een
verzadigd gemoed terugkijken op deze Hooverphonic-gig. De
broodnodige heropfrissing van de formule heeft plaatsgevonden,
waardoor het enigszins routineuze gevoel opnieuw vervangen werd
door een duidelijk genot om live te spelen. Dit maakt deze passages
tot één van de sterkste ontmoetingen die we al hadden met
Hooverphonic en maakt ons vergevingsgezind ten opzichte van de
fouten die gemaakt werden in de vorige concertreeks.
The President
Of The LSD Golf Club is uit bij PIAS.