Wie dacht dat het muzikale bewind van Scandinavië stilletjes aan wel op zijn einde liep, heeft het mis. IJsland is net als de All Stars na al die jaren nog steeds hip. Zo hip dat de AB en de Bozar besloten er een ééndagsfestivalletje aan te wijden. Iceland Airwaves — naar het grootschaliger jaarlijks muziekfestival in Reykjavik — was geboren.
Amper twee maanden nadat ze Zaal België met hun speelse melodieën opwarmden, bevinden Sindri Már Sigfússon en zijn muzikale kompanen van Seabear zich weer op Belgische bodem om de eer van IJsland en Morr Music te verdedigen. IJsland mag zich echter gelukkig prijzen dat de band de affiche met ander nationaal talent deelt want Seabear lijkt in de Terarkenzaal zijn draai maar niet te vinden. De set is een flauwe herhalingsoefening van wat hij in december ten tonele bracht en Sigfússon klinkt alsof iemand zijn mond met katoenproppen heeft volgestouwd.
Aanvankelijk lijkt het allemaal echter nog heel charmant te worden. De naar Seabear-normen klassieke gitaarsolo die "Arms" inzet, stelt het publiek meteen in een goede bui en Sigfússons stemgeluid, dat live meer volumineus dan etherisch klinkt, lijkt het gevaar op verveling moeiteloos te kunnen ontwijken. Grotendeels valse hoop, zo blijkt, want al snel wordt duidelijk dat volumineus bij Sigfússon hand in hand gaat met hol en dat ook valse noten niet altijd ver te zoeken zijn.
Op zo’n momenten mag het publiek zich gelukkig prijzen dat Seabear niet langer een éénmansproject is. Sigfússons entourage staat namelijk wel garant voor een hoop muzikaal vertier en ze houden dan ook de hele set staande. De verschillende instrumentlagen komen heel wat explicieter naar voren en dat geeft de nummers een hoop pit. Zo getuigt "I Sing I Swim", dat bijzonder straf gedragen wordt door speelse drums en Gudbjorg Hlin Gudmndsdottir’s stevige doch betoverende vioolpartijen. Ook de Undertones-cover "Teenage Kicks" en Seabear-klassieker "Singing Arc" stellen de instrumenten in een bijna epische overrompeling op een welverdiend piëdestal, terwijl Sigfússon zich even op de achtergrond plaatst.
Dat hij over een overvloed aan potentieel beschikt, heeft Seabear al meermaals bewezen, al heeft dat deze avond niet mogen baten. Hoewel de groep op het podium in een grote boog rond de vlakheid van het album weet te lopen, is er een nu gapend gat waar de sfeer zich normaal bevindt. Die is dan ook zo ver te zoeken dat een onschuldige poging om het publiek zijn steentje te doen bijdragen aan afsluiter "Seashell" in dovemansoren valt en een derde van diezelfde toehoorders de zaal stelselmatig verlaat. Niet geheel onterecht maar niettemin een jammere en vooral penibele zaak voor een groep die ongetwijfeld beter kan.
Dan staat Jóhann Jóhannsson meer op zijn plaats in Zaal M. Zijn minimalistische muziek krijgt in het theater alle aandacht van een enthousiast publiek. Met een strijkkwartet en een man op elektronica aan zijn zijde brengt de componist werk uit onder andere Englaborn en het ondertussen al twee jaar oude IBM 1401, A User’s Manual. Soundscapes wisselen af met een enkele ritmische uitbarsting waarin een desolate melancholie overheerst. Bij Jóhansson blijft tussen de noten vaak de stilte hangen, maar ook het sissen van een geiser of het dof gerommel van een verre vulkaan. Mooi, maar toch mist deze set de spankracht van vorige passages zodat de aandacht al eens durfde te verslappen.
Ook mooi: Amiina, opnieuw in de voor dit soort concerten weinig bruikbare Terarkenzaal. Het strijkkwartet van Sigur Rós heeft zich ontpopt tot een echte groep die vanavond zelfs een drummer meebracht die tot zijn eigen verveling echter vaak werkloos mag zitten toekijken. Instrumenten genoeg imers: de vier meisjes trippelen tijdens hun nummers van viool naar gitaar naar toetsen naar allerlei belletjes en xylofonen en weer terug, zonder de sfeer te breken. "Schoonheid" is daarbij het sleutelwoord. Wat de groep brengt zijn niet meer dan aardige speeldoosmelodietjes, liedjes uit een sprookjeswereld zonder boze heks. Van de zang in "Rugla" tot de zingende zaag en belletjes van "Seoul" is alles lief en schattig, zozeer zelfs dat we ons afvragen of er geen overdosis dreigt. Het charmante speelplezier waarmee de meisjes over het podium bewegen maakt echter veel goed.
Leve IJsland dus: het eiland levert een hoop verdomd straffe muziekgroepen af. Zelfs nu we het zoveelste hype-artikel een beetje moe zijn van de muziek krijgen we geen genoeg van. Plak er volgende keer eens géén IJslandvlag op, maar fêteer de groepen voor wat ze zijn: straffe muzikanten met knappe nummers.
Meer foto's op www.wannabes.be