Het werd blijkbaar weer niet in al te veel Blackberry’s opgeslagen, maar het sprankelfijne American Music Club gaf vrijdagavond nog eens een dot van een concert in de gezellige AB Club. Mark Eitzel verkeerde in een uitstekende stemming, dronk een flesje water en hengelde anderhalf uur lang parels uit de poel.
In dat steeds grijzer wordende verleden ging Eitzel op het podium vaak een ontluisterend gevecht aan met die knipogende Alcoholduivel. Dat leverde genante, en soms hilarische concertervaringen op. Maar van speeksel druipend langs de mondhoeken tijdens een uitgebeelde crabwalk, is deze keer geen sprake. Eitzel blijft wél zijn ironische, zelfrelativerende zelf en blijkt in de bindteksten zelfs grappiger dan Mauro in een begenadigde dag. Een oproep aan de vierhonderd (tweehonderdvijftig volgens de politie) aanwezigen om op het podium te klauteren voor een striptease wordt echter niet opgevolgd.
Het draait op het podium bij AMC-concerten nog steeds om Eitzel en gitarist slash compagnon de route Vudi, maar dat bassist Sean Hoffman — hemdkraag stoer omhoog — centraal mag staan, spreekt boekdelen. Met ook nog een uitstekende Steve Didelot verscholen achter de drums zorgt deze nieuwe ritmesectie voor een subtiele heroriëntering van het AMC-geluid. Zo wordt voorlaatste bis (en een tearjerker grand cru) "Western Sky" zowaar lichtjes up-tempo gespeeld. Tijdens de heerlijk, dronken Mexicaanse wals "I Know That’s Not Really You" (aangekondigd als een nummer over inslechte mensen) kan al eens een been bewogen worden.
Vanaf de aftrap is het al snel duidelijk. Er zal niet ontgoocheld worden. De groep staat al wat op het podium te morrelen aan hun instrumenten wanneer de lichten gedoofd worden en een slenterend "All My Love", die sluipende en slepende opener van het fonkelnieuwe en uitstekende album The Golden Age, ingezet wordt. Geen hoogdravend gedram, geen oeverloze bombast, gewoon — stel je voor — muziek. We zien het Billy Corgan nog niet zo snel doen.
Live wil Eitzel er wel eens vocale schep bovenop gooien en dus klinkt het allemaal nog wat lomer, rukt hij de hartspijn nog wat verder uit de getroebleerde bast. Maar altijd met de glimlach, af en toe zelfs gevolgd door een relativerend excuus voor zoveel miserie. Met vijf nummers (pik het blinkende "The Decibels And The Little Pills" zeker eens mee wanneer u naar Radio 1 zou luisteren) uit die nieuwe plaat blijft er voldoende ruimte over om uit de rijke AMC-geschiedenis te citeren.
In interviews liet Eitzel echter verstaan zijn hart niet meer al te ploffend op tafel te gooien. "I’ve Been A Mess", "Sick Of Food" en "Kathleen" ontbreken inderdaad, maar er blijven voldoende polslokkende nummers over om zich dansend aan te laven. "Wish The World Away" klinkt nog even misantropisch en poppy als altijd, "Why Won’t You Stay?" blijft een warme, troostende deken voor onheil en wie de essentie van AMC in de vorm van een popnummer wil, kan altijd bij het onverwoestbare "Johnny Mathis’ Feet" terecht.
Als introductie tot sommige nummers waagt Eitzel zich soms aan hilarische verhaaltjes over het miserabele leven in een kamer zonder vensters of Brussel (’Ik voel me hier thuis, daarnet op straat nog drie vechtpartijen gezien’). Het publiek smaakt het wel, zeker wanneer hij na aandringen toch dat hilarisch mopje over Michael Jackson (’What do Jackson and caviar have in common?’*) grinnikend verteld. Lachend loerend over de afgrond. Alweer.
Een bloedmooie versie van "Jesus’ Hands" zet een logisch orgelpunt (’I’d like to hang out/but I can tell that you’re not a drinking crowd’, klinkt het) achter een compact en tegelijk memorabel concert: we hadden het eigenlijk niet meer verwacht na al die jaren.
Tenzij u met een — zelfs door talloze pseudo-experts onverklaarbare aandoening — in een ziekenhuis belandde vorige week, had u dus alweer geen excuus. En zelfs dan nog. Drie woorden voor deze zomer, Chokri: ’American’, ’Music’ en ’Club’.
* They both come on little crackers
Meer fotos op wannabes.be