133
Er bestaan twee fundamenteel onrustwekkende momenten in het
leven van elke jongen: het moment rond je tiende wanneer je ontdekt
dat je vader niet in alles gelijk heeft, en het moment, zo’n tien
jaar later, wanneer je ontdekt dat dat af en toe wél het geval is.
Zelf heb ik lang niet begrepen wat er zo geweldig was aan The
Beatles. Vier zachte eitjes uit Liverpool die makke dingen zongen
als “I wanna hold your hand”, bwèèkes. Als mijn ouwe het
kon meezingen, kon het onmogelijk goeie muziek zijn. Tot ik dan wat
meer van The Beatles begon te beluisteren en liedjes ontdekte met
een vaak surrealistisch, psychedelisch karakter en teksten zoals:
“Thoughts meander like a restless wind inside a letter box;
they tumble blindly as they make their way across the
universe.” Iedereen die zoiets kan schrijven, staat in mijn
cool book. En daar zijn de Fab Four altijd gebleven
(ongeacht de missers die ze vaak scoorden, inclusief de
ondraaglijke meestamper ‘Yellow Submarine’, een nummer dat ik voor
eeuwig en drie dagen zal blijven associeren met zatte
voetbalsupporters in een foute kroeg). Julie Taymor, de regisseur
van het wonderlijke ‘Titus’, ging met het
oeuvre van The Beatles aan de slag om er een bizarre, eigenzinnige
musical rond te bricoleren, die op een paarse, naar wiet ruikende
wolk de zalen komt binnengedreven om je zachtjes stoned te maken
met z’n bedwelmende beelden en muziek. Een heerlijke trip of een
absolute bummer, u zegt het maar.
Het verhaal draait rond Jude (hebt u ‘m?), een jonge arbeider
uit Liverpool, gespeeld door Jim Sturgess. Jude werd tijdens de
oorlog verwekt door een Amerikaanse soldaat die nog steeds niets
van zijn bestaan afweet. Nu, zo’n twintig jaar later, besluit hij
zijn vader op te zoeken. Die ontmoeting blijkt een korte, kille
aangelegenheid te zijn, maar Jude leert wel Max (Joe Anderson)
kennen, een opstandige student, en zijn zus Lucy (Evan Rachel
Wood). Op die manier raakt hij betrokken bij de Amerikaanse
tegencultuur van de sixties, inclusief seks, drugs, rock
’n roll en de studentenprotesten tegen de Vietnamoorlog.
Die plot (en de vele zijlijnen die ermee verbonden zijn) wordt
haast exclusief verteld via liedjes van The Beatles, en het is dan
ook niet verwonderlijk dat de hele film wemelt van de
intertekstuele verwijzingen naar verschillende nummers. Niet alleen
hebben zowat alle hoofdpersonages hun naam te danken aan de teksten
van Lennon en McCartney (Jude, Lucy, Sadie enz.), maar ook bepaalde
scènes en beelden refereren naar hun geschiedenis. Tijdens een
fantasiesequens zien we blauwe mannetjes die sterk doen denken aan
de Blue Meanies uit de film ‘Yellow Submarine’. Eén van de
nevenpersonages geeft een geïmproviseerd concert op het dak van
haar platenmaatschappij, net zoals The Beatles dat ooit deden. Die
platenmaatschappij heet overigens Strawberry Records in plaats van
Apple Records, het label van The Beatles. Waarom aardbeien? D’uh,
‘Strawberry Fields Forever’, weet je wel? Het samenpuzzelen van de
verwijzingen is een plezierig spelletje op zich, maar Taymor zorgt
ervoor dat haar film net iets meer is dan alleen een potje
“spot-de-referentie” waar enkel doorgewinterde fans iets aan zullen
hebben.
De voornaamste kritiek die er op ‘Across the Universe’ kwam, was
dat het verhaal zwak was, een inderhaast bij elkaar gepend excuus
om de liedjes min of meer met elkaar te kunnen verbinden. En in
feite valt dat moeilijk te ontkennen. Het liefdesverhaal tussen
Jude en Lucy vormt het hart van de film, maar de passie tussen de
twee personages is nauwelijks voelbaar (zeker niet in vergelijking
met die tussen Ewan McGregor en Nicole Kidman in ‘Moulin Rouge’, een film
waarmee ‘Across the Unverse’ haast onvermijdelijk zal worden
vergeleken). En bovendien sleuren Taymor en haar scenaristen er een
hoop secundaire personages en gebeurtenissen bij die nogal
geforceerd aanvoelen. Sadie (Dana Fuchs), een vriendin van Jude en
Lucy, breekt door als zangeres maar loopt net iets te gretig rond
met een fles Jack Daniels in haar hand – ze is duidelijk gebaseerd
op Janis Joplin. Gitarist JoJo (Martin Luther) is dan weer een Jimi
Hendrix stand-in, wiens gevoelens of belevenissen nooit echt van
veel belang lijken voor het publiek. En dàn krijgen we nog
zijspoortjes met Bono als Dr. Robert, een geschift soort
wetenschapper die duidelijk te veel aan de LSD heeft gezeten en nu
‘I Am the Walrus’ zingt. Da’s behoorlijk wat – ‘Across the
Universe’ moet zich op het vlak van verhaal in duizend gekke
bochten wringen om al de liedjes een plaatsje te geven, met als
gevolg een bizarre, soms weinig samenhangende film.
Maar de plot is in dit geval maar een deel van het verhaal.
Julie Taymor heeft met ‘Titus’ immers al bewezen
dat ze een erg goede interpreteerder is. Ze verstaat als geen ander
de kunst om bestaand materiaal op een volstrekt nieuwe, frisse
manier te behandelen en er een originele, opwindende versie van te
geven. Hier maakt ze van elke liedjesscène eigenlijk een collage
aan beelden en ideeën, die soms weinig minder dan briljant is.
Zakenmannen in New York die dansend naar hun werk gaan, soldaten
die een Vrijheidsbeeld op hun schouders dragen, en aardbeien die
als bommen uit de lucht vallen… Taymor trekt haar hele trukendoos
open om toch maar nieuw leven te blazen in liedjes die vaak al
veertig jaar meegaan, en dat lukt behoorlijk.
Een aantal van de individuele scènes van ‘Across the Universe’
behoren tot het beste dat ik dit jaar in een bioscoop heb gezien.
Taymor illustreert de Beatles-nummers met een eclectische selectie
aan filmische technieken, waaronder negatiefkleuren, marionetten,
stukjes animatie en ga zo maar door. Hoe verder Taymor durft te
gaan in haar surrealisme, hoe beter de film wordt, omdat de prent
op die momenten bevrijd is van de banaliteit en de
onsamenhangendheid van het verhaal.
Gaandeweg probeert de regisseur een parallel te trekken tussen
de evolutie in de liedjes en de politieke evolutie van de VS –
naarmate de nummers minder oppervlakkig en naïef worden, raken ook
de personages en zelfs het hele land dieper betrokken in een hevige
crisis waar misschien geen eind aan zal komen. Taymor associeert de
Beatles-liedjes duidelijk met pacifisme, en gebruikt ze dan ook op
de verschrikkelijke historische gebeurtenissen van die tijd te
illustreren: Vietnam, rassenrellen, politieke strubbelingen en ga
zo maar door.
Gedeeltelijk werkt die parallel wel, maar ook hier bots je weer
op de beperkingen van het zwakke verhaal. Misschien had Taymor wel
eens naar ‘Pink Floyd: The Wall’ moeten kijken, om dan te beslissen
gewoon helemaal non-narratief te gaan en de nummers te voorzien van
een opmerkelijk, surreëel visueel kader. Nu valt ‘Across the
Universe’ een beetje tussen twee stoelen: non-lineaire,
experimentele cinema is het niet, want daarvoor is er te veel een
verhaal aanwezig. Alleen, het verhaal marcheert niet
echt.
Misschien is het nog best om ‘Across the Universe’ te zien als
een collage aan scènes, die soms weinig met elkaar te maken hebben,
maar die individueel echt de moeite zijn. Ik heb me maar zelden zo
opgelaten gevoeld als na scènes zoals de ‘Strawberry
Fields’-montage en een swingend bezoekje aan een bowlingbaan. Op
die momenten zie je hypercreatieve cinema, goed bedacht en perfect
uitgevoerd. En bovendien doen de acteurs het zeker niet slecht –
Evan Rachel Wood en Jim Sturgess hebben net niet genoeg
chemistry om alles recht te trekken, maar ze weten wel
veel oprechtheid in hun rollen te leggen, alsof er niemand ooit
eerder te wereld ‘Hey Jude’ heeft zitten fluiten.
De hele film is in dit geval minder dan de som van de scènes,
maar er passeren geen vijf minuten zonder dat er wel iets
opvallends gebeurt, en een aantal liedjes krijgen hier een zodanig
vindingrijke make-over dat het lijkt alsof je ze voor het
eerst hoort, met plots een heel andere betekenis. ‘Across the
Universe’ waait over het scherm als een rusteloze wind in een
brievenbus – “niet voor iedereen”, zeggen ze dan. Maar misschien
wel voor u.