Temidden van hectische taferelen bevindt zich idealiter een moment
van kalmte en introspectie. Het was dan ook een lichte verademing
toen we na twee uur worstelen met treinen en treinstations die
heden ten dage in kleine bouwwerven veranderd zijn, het
cultuurcentrum Luchtbal wisten binnen te glippen. Na het obligate
hollanders-spotten kon de show dan beginnen, naar goede gewoonte in
de Metropool der Metropolen gebeurde dit ook later dan verwacht.
Wij lieten het echter niet aan ons hart komen; ons vonnis lag
namelijk al enkele uren op tafel, een vonnis dat ons een lange
nacht in het Antwerpse toeschreef.
Gelukkig kon er eerst meer dan drie uur muziek opgesoupeerd worden.
Het beloofde een avond met egalitaristische inborst te worden; drie
evenwaardige artiesten speelden schijnbaar vergelijkbare sets (qua
tijdsduur, dat spreekt) met telkens een royale tussenpauze na elk
optreden, iets wat we voor eens in ons bestaan zowaar wisten te
appreciÎren. De firma meldt trouwens dat het cultuurcentrum
Luchtbal tevens een locatie is waar men redelijke drankprijzen
heeft uigedacht. Bij deze weet u dat ook weer.
Eerst mocht het kleinschalige publiek een product uit eigen natie
ontvangen, want Ignatz kwam andermaal het beste van zichzelf geven
op een Belgisch podium. Dat wil niet zeggen dat uw dienaar Bram
Deves vaak gezien heeft dit jaar, maar er bleek alvast heel wat
verandered te zijn sinds zijn aantreden op Domino 20007. Deves
slaagde er dit keer in de zelfde gelukzalige, stoffige chaos uit te
stallen, terwijl hij dit toch wist te omvatten in hermetische
composities. Het lijkt nog steeds improvisatorisch, en Deves zingt
nog steeds onder een ijzeren bewind van allerhande effecten. Wat
hij zingt is niet belangrijk (althans, dat hopen we), maar zijn
stemgeluid boven de kolkende geluidsmassa snijdt toch door merg en
been.
Al bij al waren we erg onder de indruk. Ignatz
slaagt er als geen ander in tegelijkertijd transcendent en
platvloers te klinken, met een gitaarklank die van oost naar west
reist, tot aan de obscure, Amerikaanse keldergitaristen toe. Dat
Bram Devers schitterende platen kan afleveren, wisten we al een
tijdje, maar nu heeft hij naar ons gevoel definitief bewezen dat
zijn live-optredens ook bezwaarlijk te missen zijn.
Na dit eerste wapenfeit keerde de stilte weder, en konden wij toch
even genieten van de comfortabele zitplaatsen; rock ’n roll is het
bepaald niet , maar een mens moet niet elke avond met pijnlijke
knieën huiswaarts keren. Even later kwam
Machinefabriek opdagen, het monsterproject van
Rutger Zuydervelt. Zuydervelt heeft de ongezonde gewoonte per maand
meerdere platen uit te brengen, al dan niet met gelijkgestemde
artiesten. Zo werkte hij dit jaar reeds samen met Greg Haines,
Soccer
Committee en Gareth Hardwick, en dat is slechts het topje van
de ijsberg. De man maakt overwegend composities binnen de
ambient-muziek, waarbij er duchtig geknipoogd wordt naar
medestanders als William Basinski en Stars of the Lid, met enkele
geslaagde uitlopers richting noise.
Dit alles zorgde voor een gezonde interesse in wat de man live zou
brengen. Na een valse start (Zuydervelt werd ruw onderbroken door
het automatische aankondigingssysteem) bracht onze Arnhemse vriend
een intrigerende performance. Het was een show met zowel de
verfijnde ambient-klanken als het krachtige kabaal. Na het duchtig
samplen van zichzelf en het creëren van een hypnotische setting met
behulp van gitaar en electronica, werd het stilaan tijd voor de
krachtpatserij. Wij dachten onmiddelijk aan een iets minder
aversieve versie van ”Hieperdepiep’, maar met het oeuvre van
Zuydervelt is dit alles ietwat onzeker. Wat wel nog in ons geheuegn
geprent staat, was de zintuiglijke deprivatie die Machinefabriek
ons bezorgde. Zijn geluidsmuur was dermate overweldigend dat er bij
ons plots verkeerde sensorische informatie binnenstroomde. Iemand
had ergens zijn of haar grote behoeften voltrokken onder een van de
zeteltjes, zo leek het wel. Ook het kaakbeen weigerde alle
dienst.
Na dit sonisch spektakel moest er even uitgeblazen worden. Gelukkig
namen Adam Wiltzie, Brian McBride en co. rustig de tijd (bovendien
moesten er nog strijkers gestemd worden). Terwijl het achter in de
schedel nog duchtig bromde, kwamen de eerste tonen van
Stars of the Lid reeds op ons af. Het zou echter
het stilste concert van de avond worden, vermoedelijk om de
strijkers niet te doen verdrinken in de geluidsgolven. Toch kunnen
we ons indenken dat dit voor de achterste rijen niet bepaald een
godsgeschenk was, vooral omdat in die regionen ook het geluid van
een projector net iets te hoorbaar was. Deze projector moest een
film over het Atomium tot ons brengen, een hebbedingetje dat
McBride blijkbaar in Texas kocht.
Het laatste bedrijf van deze avond werd ingezet met een
hartverwarmende versie van ‘Tippy’s Demise’, het nummer waar de
strijkers (waaronder een cello) zich van hun beste kant lieten
horen. Terwijl zij hun eigen melodie naar voren brachten, zorgden
de twee Amerikanen dat zachte, vervormde gitaarklanken door de
ruimte roteerden. Hierna werd het helaas vooral een pronkstuk voor
gitaren, ook al brachten de strijkers een goede performance. Het
probleem was tweeledig: ten eerste bracht deze live-instrumentatie
de emotionele balans van Stars of the Lid in gedrang, mede door
lichte wijzigingen aan individuele composities. Daarnaast werd de
band gedwongen tot het verknippen van hun set, daar waar men
vroeger aan een stuk doorspeelde. Dit is nog steeds de betere
formule, als we zo vrij mogen zijn dat te stellen.
Dit alles ten spijt bleef Stars of the Lid imponeren. Een
aaneenschakeling van ‘Mulholland Drive’ en ‘Requiem for Dying
Mothers’ miste zijn effect niet, ondanks de geëmotioneerde
tussenkomst van de strijkers. Ook bij ‘Even If You’re Never Awake’
was het toch even wennen aan de fijne besnaring, maar ook hier
wisten Wiltzie en McBride de zintuigen op briljante wijze te
prikkelen. het hoogtepunt kwam er eigenlijk bij ‘December Hunting
for Vegetarian Fuckface’, een reus van een nummer dat ons duchtig
deed nadennken over de string-theorie. Gelukkig draaide men hier
voor een keertje het volume open, en kon er met volle teugen
genoten worden van spatiale rust.
‘We can play one more if you like. It’s saturday night, and you
probably want to party all night, so we’re going to rock you
hard’. Met deze woorden werd het slotstuk van een verhelderend
muziekfestijn gelanceerd. ‘Het was weer reuze spannend maar het
duurde veel te kort’, zo zong drs. P in ‘Grand Prix’, en het was op
deze rampzalig koude zaterdagavond niet anders.
Op 20 december staat Stars of the lid opnieuw te pronken op een
Belgisch podium, ditmaal in het Muziekinstrumentenmuseum te
Brussel.