De kans is groot dat de naam Aristide Eerdekens u meer zegt dan Joe Henry. Die eerste scoorde ooit een hattrick bij de zondagsreserven van FC De Kletsers, Joe Henry bracht onlangs de plaat Civilians uit. Zijn tiende en zijn beste.
Het is niet erg dankbaar om Joe Henry te heten. Als je dan als eens vermeld wordt, is het als zwager van Madonna (met wier zus Henry tafel en bed deelt). Of in kleine lettertjes, in een cd-boekje, als producer. In zijn parallelle carrière achter de knoppen werkte hij onder andere samen met, en hoed u nu voor een namenbombardement waarbij de aanval op Pearl Harbor herleid wordt tot een partijtje zakdoekleggen: Aimee Mann, Ani DiFranco, Solomon Burke, Elvis Costello en Bettye Lavette. Onlangs ’deed’ hij ook nog enkele nummers voor de soundtrack van de Dylan-prent I’m Not There.
Maar daarnaast is Joe Henry dus ook muzikant en songschijver, eentje van het koppige soort. Zijn producerjobs verraden het al een beetje: Henry heeft niet echt een stijl. Niet dat zoiets per se moet, maar die capriolen blijken nogal moeilijk te verkopen, ondanks het feit dat het best goede platen zijn. Het vorige album Tiny Voices uit 2003 werd links en rechts voorzichtig opgepikt, dankzij de mix van meer poppy en soulvolle klanken. Voor deze Civilians houdt Henry de productie erg sober en laat hij ook de blazers vallen. Als Mozes niet naar de berg komt…
Hoewel het zijn meest toegankelijke werk is, werd Civilians toch geen ’makkelijke’ plaat. Veel heeft te maken met het stemgeluid van Henry, dat nogal rauw en kaal is, niet zoals de openhaardstem van pakweg Stuart Staples. Indien Joe Henry uw favoriete eiken fauteuil was, zou u er met een doekje meubelolie over moeten wrijven. Maar net zoals hout werkt, doet dit plaatje dat ook. De zachte arrangementen bieden genoeg rustpunten om de speciale (maar nooit overstuurde) keelklanken van Henry op te vangen.
Het verklaart misschien de vergelijkingen met het latere werk van Bob Dylan die af en toe gemaakt worden, maar het is makkelijker om gelijkenissen te vinden met het vroegere, minder experimentele werk van Tom Waits. De lichtjes tegendraadse, jazzy opener "Civilians" bijvoorbeeld, of het kale "Civil War", waarbij Henry’s zang als een alpentop boven de pianobegeleiding uitsteekt. "Every truth carries blame / And every light reveals some shame / Progress rides with thieves and whores / The stowaways of civil war".
Op Henry’s hart staat het woord perfectionisme getatoeëerd, en de man doet dan ook beroep op zijn vertrouwde wereldje om de beste muzikanten rond zich te verzamelen: Van Dyke Parks aan de toetsen en jazzgitarist Bill Frisell vullen met de nauwkeurigheid van een monnikenhand de noten in. "Our Song", het epicentrum — of is het het episch centrum — van deze plaat, is daar een goed voorbeeld van: "This was our country / This frightful and this angry land / But it’s my right if the worst of it / Might still somehow make me a better man". Er bestaan slechtere teksten.
De enige opmerking die op het rapport van deze leerling uit de vakschool zou kunnen staan, is dat hij steeds met hetzelfde verzet de berg oprijdt. Wie op zoek is naar een rollercoaster, is er dus aan voor de moeite. Maar voor wie van Douwe Egberts-momenten houdt of gewoon van mooie muziek, is dit album absoluut een gewonnen koninginnenrit.
Joe Henry speelt op 20 februari in de Handelsbeurs in Gent.