Net als de heren van voorprogramma My Little Cheap Dictaphone, betreedt Andrew Bird het podium van de Labozaal in hemd en das. Heel strak en statisch allemaal, ook muzikaal, al komt daar bijzonder snel verandering in.
De set is amper begonnen of Bird slingert zijn schoenen naar de andere kant van het podium. Daaronder zit blijkbaar een paar kleurrijk gestreepte sokken dat om verlossing schreeuwde. En daarmee is zowaar de toon van het optreden gezet. Bird speelt als een bevrijd man. Bevrijd van de grenzen van een solo-optreden, en uit het keurslijf van zijn eigen nummers.
Bird staat ditmaal namelijk moederziel alleen op het podium. Geen Dosh om hem bij te staan en de nummers met heerlijke drumpartijen aan te drijven. Daar hoeft echter niemand om te treuren. Wie eventjes de ogen sluit, wordt overrompeld door een volwaardig symfonisch strijkkwartet en wie liever geen moment van het optreden mist, blijft zich verbazen over het kunnen van deze man. Zonder de afvlakkende productie en dankzij de nodige on-the-spot sampling klinken de nummers voller dan ooit. Ze zweven niet langer weg maar staan sterk in de schoenen, zonder daardoor aan lichtvoetigheid te moeten inboeten.
Vooral “Plasticities” verbaast. Op Armchair Apocrypha mag het dan nog anoniem verpletterd worden tussen favorieten “Imitosis” en “Heretics”, in het STUK trekt het narcistisch de aandacht naar zich toe. Het ene moment zweeft de combinatie van vioolsamples en gitaar nog op de rand van het aritmische en wordt zelfs geflirt met de kakofonie, waarna het harmonische overneemt in een aanzwellend geheel van vioolklanken. Zeer dramatisch allemaal, maar laat dat nu net hetgene zijn wat Armchair Apocrypha een beetje mist.
“Nervous Tic Motion Of The Head To The Left” blijft ook hier de — terechte — publiekslieveling en dat houdt nu eenmaal enkele risico’s in. Het is niet evident een favoriet zodanig opnieuw uit te vinden dat geen mens in de zaal er teleurgesteld op terugkijkt. Tenzij uw naam Andrew Bird is. Van het nummer blijven alleen de lyrics en enkele muzikale thema’s overeind, maar het geheel blijft zo plezierig en boeiend dat geen mens daar om geeft. “Masterfade” en “Measuring Cups”, ook uit The Mysterious Production of Eggs, worden dan weer bijna integraal gespeeld zoals op het album. Behoorlijk, dat zeker, maar het haalt de lat niet die Bird met zijn herinterpretaties voor zichzelf gelegd heeft.
Nochtans hoeft Bird zich niet te omringen met dramatische vioolpartijen en samples om te zaal te overtuigen. “Why?” wordt dan wel ingezet met een demonstratie van ’s mans talent op de viool, het wordt al snel uitgepuurd tot een bijzonder innemende dialoog met zichzelf. Ook “The Giant of Illinois”, voor de gelegenheid even geleend van The Handsome Family, heeft geen nood aan opsmuk. Kalm en zwaar baant het zich een weg door de zaal en nestelt het zich rustig in de hoofden van het publiek.
”Plezierige zwaarte” en “viool” zijn ongetwijfeld de kernwoorden van de avond. Bird mag dan wel, met zijn gitaar op de rug, ongelooflijk hard op de six string samurai lijken, muzikaal gezien zou four string samurai heel wat toepasselijker zijn. Het is steeds verwonderlijk te zien wat deze man in zijn eentje, met amper twee instrumenten — vier als we zijn stem en gefluit erbij rekenen — kan doen. De meeste nummers winnen met hun liveversie dan ook heel wat aan karakter en kracht, al legt Bird de lat voor zichzelf op die manier soms te hoog en loopt hij bijgevolg wat verloren in zijn dramatische vioolpartijen.
Ook het grote publiek lijkt even de weg kwijt te zijn, want de Labozaal raakt amper gevuld. Dat Andrew Bird niet de man is van de overdonderende, je van de sokken blazende concerten, zou daar wel eens de oorzaak van kunnen zijn, maar het blijft toch steeds een plezier hem op het podium bezig te zien, al was het maar om van zijn sampleacrobatie te genieten.