Het kan klinken of het kan botsen: Black Rebel Motorcycle Club geeft ofwel rotslechte concerten, ofwel beangstigend goede. In de Botanique lijkt het eerst een verloren zaak, maar met een tactische ingreep op het juiste moment weet de band er een triomftocht van te maken.
Black Rebel Motorcycle Club heeft zichzelf voor een nagenoeg onmogelijke opdracht geplaatst. Nadat de band met Howl zijn eigen American Recording gemaakt had, lag de lat voor de groep zo hoog dat er nauwelijks over te springen viel. Baby 81 was een absoluut waardige opvolger, maar miste dat geniale van zijn voorganger. Ook live was niets sinds Howl nog hetzelfde. Ging de band daarvoor al eens de mist in, dan verpletterde BRMC twee jaar geleden zonder verpinken het publiek en kwam de lat ook op dit vlak zeer hoog te liggen.
Het laatste dat je in zo’n geval mag doen, is proberen er een part II uit te persen. Dat leek de groep ook niet van plan, gezien de mokerslagen die Black Rebel vanaf het uitgaan van de lichten dadelijk uitdeelde in de vorm van wat in theorie een geweldig openingstrio is. In werkelijkheid komen de klappen van “Berlin”, “Weapon Of Choice” en “Stop” echter niet aan. Wanneer Peter Hayes tijdens “All You Do Is Talk” de strijkstok bovenhaalt om Sigur Rós-gewijs zijn gitaar te bespelen, lijkt de verrassing daarvan de belofte van beterschap in zich te houden, maar het duurt nog tot het duo “666 Conducer” en “Ain’t No Easy Way” voor alles in zijn plooi valt. Het eerste van die twee nummers overtreft moeiteloos de studioversie en het ziedende kleedje dat “Ain’t No Easy Way” aangemeten krijgt, laat de vlam van de band als vanouds heropflakkeren.
Daartoe is wél een technisch probleem met Hayes’ gitaar nodig. Door de dolgedraaide slide-interventie van Robert Levon Been om de boel te redden, mondt wat eerst een debacle had kunnen worden uit in een triomftocht. Vanaf dat punt gaat het alleen nog bergop en worden de hoogtepunten vlot aan elkaar geregen. Eerst nog ziedend, met “Red Eyes And Tears” als het kilste liefdesnummer ooit geschreven en vervolgens ingetogen in de vorm van troefkaart “Howl”. Hayes brengt op zijn eentje “Fault Line” en “Devil’s Waitin’” en ontpopt zich daarmee bijna tot de gelijke van Bob Dylan net voor die de elektrische gitaar ontdekte.
Wanneer vervolgens ook “American X” ver boven het elan van zijn studiobroertje wordt uitgetrokken, is de tijd van de superlatieven gekomen. Wat de groep op dat ogenblik neerzet, is niets meer of minder dan een moordsong. In de bissen wordt vervolgens ook van “Ha Ha High Babe” een versie neergezet die zowaar aanzet om het tegenvallende Take Them On, On Your Own nog eens vanonder het stof te halen. De finale laat zich raden: een ziedend “Whatever Happened To My Rock ‘n’ Roll (Punk Song)” dat bijna schuldgevoel weet op te wekken omwille van een gesmaakt bezoek aan I Love Techno.
Hoewel niet zo verbluffend als het concert vlak na de release van Howl, maakte Black Rebel Motorcycle Club, ondanks een valse start, een ijzersterke beurt en liet het trio een verpletterende indruk na die de bezoeker een rock-‘n-rollgeweten schopte. En hoewel drie van de vier uitgebrachte platen absoluut de moeite zijn, werd nog maar eens duidelijk dat dit een band is die je live moet ondergaan, en op het juiste moment. De middelmatigheid van de prestatie op Werchter enkele jaren geleden en bijhorende kwakkelplaat Take Them On… zijn bij deze vergeven en vergeten!