Chris Duchausoit, let op uw diervriendelijke tellen, want de
altijd zo dwaas voor zich uit starende schapen zijn blijkbaar niet
zo ongevaarlijk als ze eruit zien. Voor iedereen die graag iets
meer rondspattend bloed, uitgerukte ingewanden en gevaarlijke
flatulentie bij zijn ‘Vets in Practice’ had gezien is er nu ‘Black
Sheep’, een zwarte komedie met bloeddorstige zombieschapen in de
wollige hoofdrollen. Yup, schapen. Kiwi Jonathan King liet zich
voor zijn debuut inspireren door zijn zoete herinneringen aan de
kinderboerderij, het vroege splatterwerk van Peter Jackson en de
kige monstercreaties uit de jaren tachtig en op die manier
bricoleerde hij een culthitje in wording, waar de fans met bad
taste vast grijnzend van zullen genieten. Toegegeven, als idee
en tagline (’the violence of the lambs’) klinkt het
Nieuw-Zeelandse ‘Black Sheep’ geweldige fun, maar in de uitwerking
raakt King niet veel verder dan wat onheilspellend geblaat van de
dolle Dolly’s. Boerke Maurice zou zeggen ‘het schaap is de preut
af’ en hij zou – hoe verontrustend zijn spreekwoorden ook mogen
klinken – gelijk hebben.
Vijftien jaar na de onfortuinlijke dood van zijn vader, keert
Henry (Nathan Meister) terug naar zijn geboortedorp en de
familieboerderij waar hij is opgegroeid. Het idyllische groene
landschap schittert onder de zon, de diertjes lopen dartel te wezen
in de wei en oudere broer en landbouwer Angus (Peter Feeney) staat
op het punt om zijn vers gefokte schapensoort voor te stellen. Maar
voor Henry, die met een panische schapenfobie kampt, is de
terugkeer vooral een traumatische ervaring die hij zo snel mogelijk
achter de rug wil hebben. Iets wat hem natuurlijk niet wordt
gegund. Door toedoen van twee dierenactivisten raakt namelijk een
genetisch gemanipuleerd goedje (afkomstig van de experimenten van
Henry’s broer) verspreid dat de onschuldig grazende schapen
transformeert in schuimbekkende moordmachines. Henry zal al zijn
moed bijeen moeten rapen om samen met de chakragevoelige activiste
Experience (Danielle Mason) het dorp te redden van de killer
sheep from hell.
‘Black Sheep’ haalt het meest aanstekelijke gegniffel uit zijn
even eenvoudige als geniale vondst om – laat ons eerlijk zijn – de
meest onnozel ogende boerderijdieren uit de familievriendelijke
context te halen (let op de gezellige establishing shots;
elk moment kan er een olijke hobbit in beeld springen) en ze los te
laten in een splatteruniversum waar de ketchup nog rijkelijker
vloeit dan op een Paul McCarthy-tentoonstelling. One
joke-idee of niet, de associatie tussen schapen en zombie’s
klinkt veelbelovend en voor een klein uurtje doet Jonathan King
geinige dingen met zijn schapen (het ‘Shining’-momentje,
lachen!). Heel jammer en frustrerend dat het enthousiasme te snel
en te vaak blijft steken bij sappige, maar ook repititieve goor. De
humor moet plaats maken voor men in sheepsuits en de
sfeerscheppende opbouw (het shot met de schapen die van over de
heuvel komen gelopen, strak) wordt achtergelaten om rommelig in
beeld gebrachte hysterie en chaos te introduceren. ‘Black Sheep’ is
niet slecht, maar je blijft desondanks zitten met een ‘leuk idee,
flauwe uitwerking’-gevoel.
Er zitten nochtans plezante dingen in dit B-filmpje, waaronder
een blatend schaap dat van een afgrond rijdt met een auto. De
sterren zijn niet zozeer de acteurs (wel integendeel, de schapen
acteren zelfs beter), maar de vierpotige wollebollen die met een
simpel ‘baaa’ tot hilarische taferelen leiden. ‘Black Sheep’ valt
tegen als totaalervaring, maar scoort wél met zijn spetterende
splattergoor, die heel toepasselijk in elkaar werd geflanst door de
creatieve knutselaars van de Weta-workshop. Hetzelfde team dat de
latexgedrochten van ‘Braindead’ en ‘Bad Taste’ in elkaar stak, om
daarna een titanenwerk te verzetten voor dat andere project van
Peter Jackson, ‘The
Lord of the Rings’. Al eens geteld hoeveel klote-orcs in die
meer dan tien uren durende fantasy-marathon rondlopen? De mannen
van Weta zijn duidelijk met veel plezier teruggekeerd naar hun
artisanale roots om de ietwat amateuristische effecten (geen cgi
toegelaten) van het bewust foute ‘Black Sheep’ wat extra cachet te
geven. En ja hoor, de opengebeten kelen, afgekauwde benen en
losgescheurde oren worden met veel gutsen en klutsen in beeld
gebracht, terwijl de fans van het eerste uur op de achterste rij
zullen opspringen van plezier.
Dat zit dus allemaal wel oké – de ongecensureerde goor knipoogt
naar alles wat ook maar een beetje met creature features
te maken heeft (hommages aan ‘An American Werewolf in London’ en
‘The Howling’ te spotten!). Maar Jonathan King is vergeten dat je
daar best wat grappige dialogen, bijtende satire en personages met
een ‘hoek af’ mag bijsteken. En op dat vlak is ‘Black Sheep’ een
mager beestje. De personages zijn ironieloze stereotypen die zelden
leuke onliners in de mond gelegd krijgen en de potentiële satire
(over genetische manipulatie bijvoorbeeld, neen?) is vrijwel
onbestaande. Vergelijk dat met de veel spitsere zombiekomedie
‘Shaun of the Dead’ en concludeer snel dat ‘Black Sheep’ zoveel
meer had kunnen bieden wat betreft clevere, silly humor.
Enkel dierenactiviste en meditatiespecialiste Experience (de naam
alleen al) mag sporadisch het onnozele schaap uithangen met haar te
pas en te onpas uitgekraamde Ingeborg-uitspraken (‘The feng
shui in this room is terrible!’) en ook de bestialiteitenmop
peuterde heel even een vettig lachje los. Niettemin, de
geïnfecteerde lamsboutjes verdienden veel beter.
‘Black Sheep’ stelt teleur omdat er zoveel meer kon en moest
gedaan worden met het prettig gestoorde concept. Debutant Jonathan
King weet hoe hij gore met een knipoog moet brengen, maar
mist de droge, satirische humor en het verfijnde gevoel voor
absurditeiten om er een ‘Shaun the Sheep of the Dead’ van te maken.
Een zombieschaap is grappig voor vijf minuten, maar na een uur
geblaat begint ook die vondst dunnetjes te worden. Hoe dan ook, de
fans van het foutere splatterwerk zullen zich ongetwijfeld meer dan
genoeg amuseren met deze losgeslagen boerderij. Een hoger doel zal
‘Black Sheep’ wellicht nooit gehad hebben.