A:larm, 2007
De weidse meren zijn drooggelegd en de wind is uit de zeilen
gehaald. Met Tales of Sailing voer
Alice Rose nog langs verschillende genres en de sluiswachters van
het recensentengild lieten haar met de glimlach passeren. Op deze
opvolger neemt de Deense na een paar Martini’s te veel echter
plaats achter het stuur van haar Aston Martin en haar opgebouwde
artistieke geloofwaardigheid krijgt een paar flinke deuken te
verwerken. Net zoals Alison Goldfrapp zichzelf
transformeerde van lieflijke alpenprinses tot promiscue
disco-koningin, laat Rose de pastorale invloeden van haar debuut
achterwege en trekt ze volop de kaart van de speelse electro. Om
die frivole kant van haar persoonlijkheid te beklemtonen, kruipt ze
in de huid van Mora, deels geheim agent en deels supervrouw: het is
een geforceerd concept dat nog krampachtiger pogingen tot
aanstekelijke electropop verbergt. Na een paar beluisteringen wordt
immers duidelijk dat Rose nooit een partijtje pokeren met gezworen
vijanden zou overleven. ‘Mora With The Golden Gun’ neigt namelijk
meer naar de banaliteit van een tweederangs Mega Mindy dan naar de
stijlvolle cool van een vrouwelijke James Bond.
Op ‘Tales of Sailing’ koppelde Rose gebroken indiepop dat door
elektronisch vocht was scheefgetrokken aan bedwelmende electro. Ze
vloog heen en weer tussen melancholische sprookjespop uit het hoge
noorden en Berlijnse ambient-hypnose. Voor deze plaat besloot de
Deense het eclecticisme achterwege te laten en met elektronische
popsongs voor stilistische cohesie te kiezen. Een spijtige keuze,
want hoewel deze plaat een speelse dynamiek wil uitstralen, blijft
Rose pijnlijk ter plaatse trappelen. De motor wordt nochtans
vlotjes gestart met ‘The Autobahn’ dat de Teutoonse nuchterheid van
Kraftwerk
langs links voorbijsteekt met de fluwelen electroclash van Junior Boys en de
gemanipuleerde vocals van Mora. ‘Engine of Love’ zet de neerwaartse
spiraal echter onmiddellijk in met een imitatie van Goldfrapp ten
tijde van Black
Cherry met een banaan in de uitlaat. Het resultaat is
verstopte, houterige electro met de esthetische kwaliteiten van een
Fiat Multipla in vergelijking met de sensuele Ferrari van
Goldfrapp.
Na een aanvaardbaar, met dreigende synths geïnfuseerd ‘Daddy Come!’
gaat de ordinaire na-aperij echter verder met ‘Lumberjack’, een
mislukte verzoeningspoging tussen CocoRosie en Björk met een
onnozele tekst over houthakkers met geslachtsdelen die weinig
moeten onderdoen voor de boomstammen die ze neerhalen. “When I
play to my joy/you unpack your big fat toy”, klinkt het
terwijl de laatste sprankel hoop op een degelijke plaat omver
gezaagd wordt. In de titelsong probeert het alter ego van Rose dan
weer de smekende sensualiteit van Geilke Arnaert te bereiken, maar
het nummer zou door Alex Callier ongetwijfeld in de vuilnisbak
gekieperd worden.
Vallen er op deze plaat dan geen songs te ontwaren die pejoratieve
connotaties kunnen overstijgen? Toch wel, de viool-interventies in
de downtempo-electro van ‘Mind The Gap’ zijn welgekomen en de
onzachte botsing tussen breakcore-beats en de ingehouden stem van
Mora in ‘Existence’ levert een geslaagde muzikale confrontatie op.
Het zijn echter slechts een paar rake treffers tussen een hoop
verdwaalde kogels. ‘Electronic Musical’ en ‘Fire!!!’ zijn namelijk
goedkoop instrumentaal vulsel en de synth-spielereien van
‘Casiodance’ zijn ergerlijker dan de uitvluchten van onze nationale
voetbalploeg. Het gouden wapen op de hoes van de plaat is dan ook
geen door Q ontworpen gadget, maar een flauw waterpistool.
Als Alice Rose op ‘Tales of Saling’ bloeide tussen andere
vernieuwende singer-songwriters als Patrick Wolf en
Patrick
Watson, klinkt ze nu als een verwelkte roos op de vuilnisbelt
van de steriele elektronica. De songs zijn al te snel in elkaar
geflanst en het alter ego van Rose kan het gebrek aan inspiratie
niet verbergen onder haar klatergouden bedekking. Als wij over een
license to kill beschikten, verlosten we deze plaat dan
ook zo snel mogelijk uit haar lijden.