En toen kwam alles weer goed: na een ontgoochelende tweede plaat, een afgezegd en een mislukt concert, zette Arcade Fire even de puntjes op de i. Hoewel het contrast tussen oude en nieuwe nummers soms veelzeggend was, bewezen de Canadezen toch ongeveer de vitaalste band van het moment te zijn.
Zelden presenteerde een band zich zo volgroeid aan de wereld als Arcade Fire eind 2004 met debuutalbum Funeral. Het barstensvolle geluid van de groep — elk van de zeven leden bespeelt minstens twee instrumenten — diende de gezwollen pathos van de songs, en ergens tussen Bruce Springsteen en de art-rock van Talking Heads in raakte de groep een collectieve snaar: Arcade Fire was de nieuwe toekomstige supergroep.
Het eerder dit jaar verschenen Neon Bible bevestigde die status, maar kon ons toch niet helemaal bekoren: het rijke geluid was teruggeschroefd ten voordele van frontman Win Butler, waardoor de band aan overtuigingskracht moest inboeten. Het was hopen op een livepassage om dat euvel recht te zetten, maar de duivel leek er mee gemoeid.
Eerst staken Butlers sinussen stokken in de wielen en moest het voor april geplande concert in de Hallen van Schaarbeek afgezegd worden, en toen de groep deze zomer op Pukkelpop stond, ging het optreden helemaal de mist in door een wanstaltig geluid. Arcade Fire had in Vorst iets goed te maken, en streed daar bij momenten met hart en ziel voor.
Wat vanavond nog eens extra opvalt, is het enorme verschil in kleur tussen de twee platen die de groep — vanavond aangevuld met twee blazers — uitbracht. Funeral mocht dan over afscheid van geliefden gaan, de nummers baden in hel licht. De tegenstelling met de duistere belichting bij de nummers van het veel meer beklemmendere Neon Bible is groot. Na het op zichzelf gerichte, is het de plaat waarop Butler de wereld van na 11 september in de ogen kijkt en de blik meteen vol walging afwendt. "Don’t wanna live in America no more", zingt hij ook vanavond in "Windowsill" en hij laat het volgen door een passionele tirade tegen het Bush-regime.
Die afkeer van een Amerika dat geleid wordt door rabiate christenen, vormt de rode draad doorheen het optreden. Van in het begin worden beelden van charlatans van predikers afgevuurd, nummers als "Black Mirror" zijn claustrofobische getuigenissen van angstige tijden met een Butler die prevelt "Mirror, mirror on the wall, tell me where the bombs will fall" terwijl rond hem violen gieren en tal van belletjes en toetsen de gaatjes vullen: "georganiseerde kakofonie" is nog altijd de beste omschrijving van het groepsgeluid. Tien individuen die om ter hardst strijden om de voorgrond, het levert nog altijd een boeiend schouwspel op.
De levensvreugde die de vorige passages van de groep kenmerkte, steekt pas bij de oude krakers de kop op. Zo is "Neighbourhood #2 (Laïka)" het moment waarop manusje-van-alle-instrumenten-en-nu-percussionist Richard Parry loosgaat op alles wat los en vast zit, waaronder de klassieke brommerhelm. Het eerste échte hoogtepunt is "Neighbourhood #1 (Tunnels)", een nummer dat altijd iets meer uit band én publiek weet te halen: zo intens en urgent voelt het nummer elke keer weer aan. Uitstekend is ook de op orgelklanken drijvende Violent Femmescover "Kiss Off", waarin Butler vocaal helemaal Springsteen achterna gaat. Af en toe mag ook Régine Chassagne de zang voor haar rekening nemen. Tijdens "In The Backseat" danst ze tussendoor ook nog als een marionettenpopje: charmant, maar wanneer ze in "(Antichrist Television Blues)" de tekst van manlief Butler ongeveer gaat uitbeelden, wordt toch enigszins lachwekkend.
Met een verpletterende finale tilt Arcade Fire het concert dan toch boven de middelmaat uit. "Neighbourhood #3 (Power Out)" kletst uit het niets neer om genadeloos te blijven beuken. Zonder overgang sluit de chaotische finale aan op het pompende "Rebellion (Lies)". Dit is waarom de groep twee jaar geleden zo juist aanvoelde: levensvreugde, vitaliteit, urgentie.
Supersingle "Intervention" had een orgelpunt moeten zijn, maar krijgt vanavond in de bissen een ietwat makke uitvoering. Met een uitbundig en uiteindelijk dansend "Wake Up" stuurt de groep het publiek huiswaarts: in een feeststemming, zoals dat hoort bij hen. Arcade Fire was vanavond grotendeels gewoontjes, maar blijft dankzij zijn beste momenten een groep om warm te omhelzen.