Jarenlang hield het Canadese Fly Pan Am krautrock levend met prachtige releases, maar in 2005 gaf de groep er de brui aan. Groepslid Jonathan Parant startte echter onmiddellijk Feu Thérèse op, waarmee hij de idealen en doelstellingen van zijn vorige groep verderzette, zij het in een ander muzikaal kleedje.
Op het debuut Feu Thérèse bewees de groep nog lippendienst aan de krautrock van Fly Pan Am, al lag de nadruk meestal niet op bezwerende ritmes maar op analoge elektronica. Met Ça va cogner wordt dat pad niet alleen verder ingeslagen, maar wordt de Teutoonse Sturm und Drang ook ten volle achterwege gelaten voor de zwoelere, Franse verleidingstechnieken die ook al op het debuut — zij het niet zo nadrukkelijk — aanwezig waren. Dat de nummers bovendien allemaal van een "aanvaardbare" lengte zijn, is mooi meegenomen.
Een naam die bij iedereen spontaan hoort op te borrelen bij het beluisteren van de plaat en in het bijzonder bij "À nos amours" is die van Serge Gainsbourg; zozeer betracht zanger Stephen de Oliveira de grote chansonnier te benaderen. Het nummer zelf is een vrolijke mix van verschillende Franse electrostijlen die vooral optimisme uit vervlogen tijden weerspiegelt. "Visage sous nylon" leeft zich nog meer in zijn rol in; het disconummer had niet misstaan in een van de vele Franse komedies rond nietsnuttende jongeren en hun wilde vakantieplannen.
In hoeverre het allemaal ernstig bedoeld is, wordt niet echt duidelijk. "Les déserts des azurs" bijvoorbeeld steunt zo hard op synthesizers dat het moeilijk te geloven is dat dit nummer niet een hele stroming in de zeik wil zetten. En toch schreeuwt het met zijn catchy toets om instant replay. Idem voor "Le bruit du pollen la nuit", dat net zo goed uit de soundtrack voor een Frans gedubde anime had kunnen komen. De naar achter gemixte gitaren die in distortion gedrenkt zijn, de kitscherige keyboards en pompeus aandoende declamaties … het plaatje past perfect.
Wie er maar niet genoeg van kan krijgen, mag zich daarna verlustigen in "Nada", dat het gegeven electropopsong nog verder in zijn hemd zet. Op de titeltrack wordt dan weer een eerbetoon — al is de lijn met parodie flinterdun — gebracht aan die componisten die alleen nog heil zagen in keyboards en kinderkoren. "Les enfants" is al even absurd en wereldvreemd amusant als de rest van de plaat. Gierende gitaren, kige effecten, ridicule zang en pompende drums die haast allemaal naar de achtergrond gemixt zijn, doen hun werk naar behoren.
Het is echter "Ferrari en feu (Pt.2)" dat de grootste grijns op het gezicht tovert. Schaamteloos triomferend in al zijn goedkoop effectbejag met achterhaalde klanken om er dan geheel onverwachts een krautrockende toets aan toe te voegenè Il faut le faire. "La nuit est une femme" keert daarna terug naar vertrouwder terrein door spacepop te koppelen aan Gainsbourg. "Laisse briller tes yeux dans le soleil" geeft tot slot een laatste triomfantelijke samenvatting van een plaat die schippert tussen hommage en parodie.
Vanuit puur muzikaal oogpunt is het debuut van Feu Thérèse interessanter en relevanter dan Ça va cogner, maar dat wordt hier ruimschoots goedgemaakt door een (te) weinig gehoorde speelsheid in de songs. Of de plaat als een hommage of een parodie beschouwd moet worden, is eigenlijk niet van tel. Waarschijnlijk zijn beide antwoorden zelfs even valabel. Het enige dat hier echt relevant is, is dat weinig platen zozeer de synthetische muziek uit een ander tijdperk weten te evenaren zonder overduidelijk in de val van ironische overdrijving of pijnlijk plagiaat te trappen.