



Hoe tegennatuurlijk het ook is om medelijden te hebben met een
Duitser (ze hadden Polen maar met rust moeten laten, nondedomme!),
het is toch moeilijk om niet een klein beetje compassie te voelen
voor regisseur Oliver Hirschbiegel. Nadat hij zich internationaal
liet opmerken met ‘Das Experiment’ en
daarna de memorabele oorlogsfilm ‘Der Untergang’, werd hij
gerekruteerd door Warner Brothers om een vierde verfilming te maken
van ‘Invasion of the Body Snatchers’, het beroemde science fiction
boek van Jack Finney. Niet bepaald een prestigeproject (een
vierde verfilming, hallo!), maar in principe had
Hirschbiegel er nog wel iets interessants van kunnen maken. Begin
2006 leverde de regisseur een eerste versie af, die naar verluidt
sterk in de richting neigde van een seventies-style
paranoia-thriller. De studiobonzen waren niet onder de indruk.
Producent Joel Silver, notoir leverancier van actievehikels met
mensen als Steven Seagal in de hoofdrol, haalde de broertjes
Wachowski (van ‘The
Matrix’) erbij om extra actiescènes te schrijven. En zij lieten
die nieuwe segmenten dan weer regisseren door James McTeigue, de
maker van ‘V For
Vendetta’. Eens al het geklooi met de film afgelopen was, werd
hij met weinig poespas de zalen in gedumpt, om door de critici
uitgespuwd te worden en door het publiek genegeerd. Wat
Hirschbiegel ervan gemaakt had voordat Joel Silver in z’n baard
krabde om te verkondigen dat er dringend wat meer
autoachtervolgingen en ontploffingen nodig waren, zullen we nooit
weten. Wat wél zeker is, is dat ‘The Invasion’ in z’n huidige
versie een flauwe halfwas is, met ambities tot maatschappelijke
relevantie die hij nooit kan waarmaken.
Nicole Kidman speelt Carol Bennell, een psychiater die een
moeilijke echtscheiding doormaakt en ondertussen aan het flirten is
met Ben (Daniel Craig), een dokter. Nadat een ruimteshuttle
neerstort, begint er zich een vreemd virus te verspreiden onder de
mensen. Iedereen die geïnfecteerd raakt, gedraagt zich emotieloos,
tot ze nauwelijks nog individuele eigenschappen hebben, en ze
hebben nog maar één doel: anderen besmetten, tot ze de hele
mensheid hebben overgenomen. Carol slaat samen met Ben op de
vlucht, maar eerst moet ze nog haar zoontje te pakken krijgen, die
bij zijn vader was gaan logeren.
De reden waarom het ‘Body Snatcher’-verhaal al zo lang meegaat
(de roman werd in 1955 geschreven), is omdat het idee van een
buitenaardse levensvorm die je persoonlijkheid uitwist, zich leent
tot vrijwel elke metafoor die je er maar op wilt kleven.
Afhankelijk van wie je het vraagt, gaat de eerste verfilming,
gemaakt door Don Siegel in 1956, over het sluipend gif van het
communisme of juist over de gevaren van McCarthyisme. In 1978
maakte Philip Kaufman een uitstekende remake met Donald Sutherland,
die de paranoia van het Nixon-tijdperk weerspiegelde – een Amerika
waarin mensen elkaar afluisterden, en de regering de macht over
zijn burgers behield dankzij illegale praktijken. Abel Ferrara’s
‘Body Snatchers’ uit 1993, verwees dan weer naar het conformisme in
militaire kringen en naar het HIV-virus.
Elk tijdperk heeft zo zijn eigen “body snatcher” om bang voor te
zijn: een ongezien en grotendeels ongevoeld kwaad dat zich
stilletjes binnenwerkt in de systemen waarvan we afhankelijk zijn –
onze overheid, onze gemeenschappen, onze lichamen. In ‘The
Invasion’ wordt af en toe een halfslachtige poging ondernomen om
iets gelijkaardigs te doen door zowat elke vijf minuten een
expliciete verwijzing te maken naar de oorlog in Irak, maar een
samenhangend idee wil er maar niet uit naar voren komen. Had
Hirschbiegel hier effectief een punt over die oorlog te maken?
Waarschijnlijk wel, maar of het nu zijn fout is of die van Joel
Silver en de Wachowskis, dat punt gaat geheel verloren. Het verste
dat ‘The Invasion’ komt in de richting van een soort
statement, is een scène waarin een Russische ambassadeur
zegt dat geweld zit ingebakken in de menselijke genen. “Een wereld
waarin geen geweld en oorlogen bestaan, is geen menselijke wereld
meer.” En hij heeft gelijk: hoe meer mensen geïnfecteerd raken met
het buitenaardse virus, hoe sneller conflicten opgelost raken. Als
er geen individuen meer bestaan maar iedereen hetzelfde is, kunnen
er nu eenmaal geen conflicten bestaan. Blijft er de vraag of dat
dan zo positief is.
Ergens zie je dus wel waar Hirschbiegel naartoe wilde, maar die
punten blijven extreem oppervlakkig en gaan, naarmate de film
vordert, totaal verloren onder de obligate, onopmerkelijke
actiescènes. Kidman scheurt met haar wagen door de straten van
ge-body snatcht Washington en kan ettelijke keren maar nét
op tijd wegvluchten achter een zware deur of in een lift. Weinig
nieuws onder de zon – al die actiescènes zijn overduidelijk geënt
op de recente zombiefilms die we hebben gezien (‘Dawn of the Dead’,
’28 Weeks
Later’), waarin gedachten- en zielloze schepsels houterig over
straat strompelen, tot ze vers bloed ruiken en als gekken beginnen
te rennen om ervan te kunnen proeven. Tegen de tijd dat Kidmans
wagen letterlijk ónder de body snatchers zit en ze tijdens
een wilde rit probeert om hen er af te schudden, bevinden we ons in
George Romerogebied. Wat niet noodzakelijk een slecht gebied is,
maar het heeft niets te maken met de paranoia en sfeerschepping van
het boek of de eerdere films. Ook de structuur van de actiescènes
helpt niet: Hirschbiegel (of wie het dan ook was die hiervoor
verantwoordelijk was) gooit de tijdlijn van deze sequensen
regelmatig door elkaar, zodat de set-up ervoor (Kidman en
Craig die elkaar nog eens goed vastpakken voordat ze hun veilige
plek verlaten) tussen de eigenlijke actie door wordt gemonteerd.
Geen idee waar dat goed voor had moeten zijn, maar het resultaat is
desoriënterend en storend.
Kidman en Craig zijn op zichzelf genomen twee uitstekende
acteurs, maar in dit scenario krijgen ze zo weinig om mee te werken
dat er nooit ook maar een klein beetje chemie tussen hen ontstaat.
Tijdens de éne kusscène die ze hebben, slagen ze er zelfs in om het
te doen lijken alsof ze tegen hun zin op elkaars tong zitten te
sabbelen. Kun je nagaan. Jeffrey Wright, die de laatste jaren flink
aan de weg aan het timmeren is als bijrolacteur (‘Syriana’, ‘Lady in the Water’,
‘Casino
Royale’), weet nog het meeste oprechtheid in zijn rol van
labdokter te leggen, hoewel ook dat geen naam mag hebben.
Het verhaal van Hirschbiegel is niet nieuw, het is zelfs niet
opmerkelijk: een succesvol Europees regisseur wordt naar Amerika
gehaald en daar compleet genaaid door het Hollywoodse
studiosysteem. En dan zijn er nog mensen die durven zeggen dat Erik
Van Looy dom was omdat hij dezelfde stap niet heeft gezet. Hup,
terug naar Duitsland, Oliver, om een grote vis in een kleine vijver
te zijn!