93 min. / NL /
2007
‘Wolfsbergen’ – de titel klinkt ongeveer even onheilspellend als
een pak naderende, duistere onweerswolken. Het is het soort van
titel dat Ingmar Bergman nog aan een film had durven geven, mocht
hij ooit nog eens zin hebben gehad om iets te maken waarvan de naam
alleen al aankondigde: “blijf hier vooral buiten als je van plan
bent om je te amuseren”. Kommer en kwel bevolken elke vierkante
centimeter van de strak gekadreerde shots die regisseur Nanouk
Leopold 90 minuten lang op ons loslaat. En net wanneer je denkt dat
het niet deprimerender meer kan worden, wordt het dat toch. Wie
heeft er ooit gezegd dat al die Hollanders zo’n lachebekjes
waren?
Leopold gunt ons in ‘Wolfsbergen’ een genadeloze, ijskoude,
analytische blik op een viergeslacht. Pater familias Konraad
(Pieter Karman), stuurt op een dag een brief naar zijn nageslacht
dat hij beslist heeft om op te houden met leven. Geen euthanasie,
daar gaat het niet over, maar precies zoals hij het schrijft:
ophouden met leven. De rest van de familie reageert met wat je
eufemistisch “gelatenheid” zou kunnen noemen. Konraads enige
dochter Maria (Catherine ten Bruggencate) is zodanig vervreemd van
haar man, de tandarts Ernst (Jan Decleir), dat ze hem niet eens
vertelt dat ze een liposuctie heeft laten uitvoeren. Wanneer hij
haar de brief van haar vader onder de neus duwt, zegt ze dat ze moe
is en gaat slapen. De twee dochters van Ernst en Maria zijn al
evenmin bijster snel om hun grootvader te gaan opzoeken: Sabine
(Tamar van den Dop) bedriegt haar man Onno (Fedja van Huêt), die op
zijn beurt dan weer verliefd wordt op de andere zus, Eva (Karina
Smulders). En opdat er toch vooral niemand in de film zou rondlopen
die nog maar in de verte evenwichtig genoemd zou kunnen worden,
loopt Eva haast continu huilend rond omdat haar vriendje haar heeft
laten zitten na een abortus. Yup, dit is nu een familie
die nog eens wat te vertellen heeft op het kerstfeestje.
Dat alles wordt door Nanouk Leopold in een filmstijl gegoten die
zo streng en minimalistisch is dat je ze bijna het filmequivalent
van een ziekenhuiskamer zou kunnen noemen: het heeft vier muren en
een bed, dus het is ontegensprekelijk een kamer, maar het is ook
kaal, steriel en ongezellig en na een uur wil je alweer weg. Zo
goed als elke scène wordt geregistreerd door een statische camera,
in shots die soms minutenlang aanslepen. Daarna volgt er heel vaak
een fade-out, gevolgd door het volgende statische shot. In die zin
kun je zelfs beter spreken van vignettes dan van scènes.
De meeste van die shots zijn wide shots, zodat we nooit in
de ogen van de personages kunnen kijken, nooit een intieme band met
hen kunnen vormen. Camerabewegingen zijn er niet en muziek al
evenmin (buiten een plaat die één van de personages zelf oplegt).
Alle audiovisuele middelen waarmee filmmakers doorgaans een contact
met het publiek proberen te leggen, zijn hier afwezig. Wat sterker
is: de personages zeggen ook bijzonder weinig, en voor zover ze al
iets zeggen, bewijzen ze daarmee alleen maar hun onvermogen om te
communiceren. (Wanneer Onno aan zijn vrouw bekent dat hij met haar
bloedeigen zuster heeft liggen rampetampen, komt er niet eens een
antwoord.) ‘Wolfsbergen’ is een film over stiltes, over mensen die
niet kunnen uitdrukken wat ze voelen en daardoor als verdoofd door
hun leven strompelen.
Dat extreem vormelijk minimalisme, dat een beetje doet denken
aan bepaalde Scandinavische films, zoals ‘Songs From the Second
Floor’, zorgt ervoor dat ‘Wolfsbergen’ op z’n best een prent is die
de hersenen beroert, terwijl het hart onder alle omstandigheden
ijskoud blijft. Op een intellectueel niveau raakt Nanouk Leopold
immers best wel wat interessante thema’s aan. We zien hier een
familie waarin iedereen in de eerste plaats aan zichzelf denkt, en
zo obsessief met zijn eigen problemen bezig is dat zelfs een
noodkreet van een familielid genegeerd wordt, omdat het niet past
in hun drukke schema van zelfmedelijden. Daarbij is het opvallend
dat de doorsnee rolpatronen worden doorbroken: de mannen zijn in
‘Wolfsbergen’ veel emotioneler dan de vrouwen. De drie vrouwen die
centraal staan (een moeder en haar twee dochters), sluiten zichzelf
af van de mannen in hun leven, die verdwaasd achterblijven. Ernst,
de man van Maria, stelt continu vragen, zowel aan zijn vrouw als
aan zijn dochters: “Heb je hulp nodig? Waarom sluit je me buiten?
Waarom hou je niet meer van mij? Waar denk je dat je mee bezig
bent?” Maar hij krijgt nooit een antwoord. De weinige momenten
waarop er een openlijke emotie in de film terug te vinden valt,
zijn aan hem te danken: zijn frustratie wordt op een bepaald moment
zo verstikkend dat hij een patiënte uitkaffert omdat ze niet
geflost heeft, waarna hij thuis de deur naar de badkamer inbeukt om
zijn vrouw te kunnen spreken. Onno krijgt evenzeer het gevoel dat
Sabine hem buitensluit – hij weet met zijn emoties geen blijf, en
dat geeft uiteindelijk aanleiding tot zijn affaire met Eva. Hoe dan
ook, van de mannen begrijp je dus de motivaties nog. Wat de vrouwen
bezielt, is veel ongrijpbaarder, veel meer een algemene onvrede,
waardoor ze ook minder sympathiek overkomen. Op den duur komt het
zelfs zover dat de kinderen voor hun ouders moeten gaan zorgen: de
oudste dochter van Onno en Sabine troost haar vader wanneer hij aan
het huilen is en wast zelfs haar moeder wanneer die een ellendig
lange roes uitslaapt.
Dat zijn boeiende ideeën, en de stilistiek van Leopold is – wat
je er ook van mag denken – in ieder geval kraakhelder, maar de
regisseur gaat echte dramatische ontwikkelingen zó zorgvuldig uit
de weg dat ‘Wolfsbergen’ op den duur een behoorlijk frustrerende
bedoening wordt. Je wacht en wacht en wacht op een soort van
emotionele climax die er nooit komt. Natuurlijk besef ik ook wel
dat het juist het punt is dàt die er nooit komt, maar op die manier
krijg wel een zwaarmoedige, tergend trage downer van een
film, die je met bijzonder weinig substantieels achterlaat. Als je
als regisseur verlangt dat je publiek anderhalf uur lang naar
vrijwel catatonische mensen in een diepe depressie zit te kijken,
dan kun je daar maar beter iets tegenover stellen. Een clou, een
emotionele punchline, iets waardoor het de moeite was.
Zoals het is, blijft ‘Wolfsbergen’ een lange, zware reis om op een
bestemming aan te komen waar al bij al niet veel te beleven
valt.