In
het pantheon van het binnenkort te verschijnen ‘In Rainbows’, het
zevende studio-album van Radiohead, weerklinken nu al schelle
vragen en twijfels, een hetze die enkel door Thom Yorke en co kon
worden opgewekt. Fans twijfelen of ze diep in de geldbuidel willen
tasten voor een luxepakket of toch maar voor de legale download
zullen kiezen terwijl het angstzweet bij de platenfirma’s uitbreekt
omdat een topact als Radiohead de gewetenloze, kapitalistische
mallemolen een hak zet door zelf de distributie van hun album te
verzorgen. Critici zijn dan weer van mening dat de Britten niet
alleen de majors, maar ook een significant deel van hun aanhang in
de kou laat staan, een aanhang die 60 euro veel geld vindt en
luisteren naar muziek via de computer als een van alle charme
ontdane ervaring beschouwt. Wat er ook van zij: de discussie woedt
opnieuw in alle hevigheid en die onvoorspelbaarheid is de grote
troef van de band, een grillig leidmotief dat zich als een
venijnige teek in hun oeuvre heeft vastgezet.
De kiemen voor de gedurfde manier waarop ‘In Rainbows’ wordt
uitgebracht, zijn wellicht ontstaan in 1993, wanneer ‘Creep’, de
eerste single uit ‘Pablo Honey’ een monsterhit werd. Tegen wil en
dank werd het nummer uitgeroepen tot een anthemische blauwdruk van
de mislukte catharsis van de nerderige loser. De band verklaarde
‘Creep’ al snel tot ‘Crap’, maar liet zich door het monstersucces
niet van de wijs brengen. Hun haat-liefde verhouding met wereldfaam
en het rockcircus is een rode draad doorheen de carrière van de
band, maar hun artistieke output heeft er nooit onder geleden. De
documentaire ‘Meeting People Is Easy’ registreerde een leeggezogen
band die mentaal boven de afgrond bengelde, maar met ‘The Bends’ en
‘OK Computer’ had de band ondertussen al twee klassiekers op zijn
naam geschreven en het Oxfordse gezelschap had het voorspelbare
‘Britrock’-predicaat definitief overvleugeld.
‘I’m not here, this isn’t happening’, het credo uit ‘How
To Dissapear Completely’, was een echo uit die periode van
existentiële getormenteerdheid. Deze song verscheen op ‘Kid A’, een
experimenteel contrapunt in de carrière van Radiohead waarmee de
band een lijn trok onder het eigenzinnige rockgeluid dat op ‘OK
Computer’ de perfectie bereikte. De gitaren werden ingeruild voor
een lekkende batterij van elektronische effecten en het
avantgardistische karakter van de plaat zorgde zelfs voor een
schisma tussen fans van de band. Hoewel er geen gulden middenweg
mogelijk bleek bij ‘Kid A’, haalde de plaat toch moeiteloos
wereldwijd platina en werd daarmee het vreemdste eendje in de
commerciële bijt. In de maalstroom van tegenstrijdige reacties
bleef Radiohead echter trouw aan zijn avontuurlijke muzikale
ideologie en ‘Amnesiac’ ging op het ingeslagen pad verder door
inventieve geluidsexperimenten aan doorleefde songs te
koppelen.
Hoeveel rabiate tegenstanders ‘Kid A’ en ‘Amnesiac’ ook mogen
kennen, zelfs zij kunnen niet ontkennen dat Radiohead zijn muzikale
palet aanzienlijk heeft verbreed met deze platen. De krachtige
bewijsvoering van die stilistische rijkdom heette ‘Hail To The
Thief’: loepzuivere popsongs werden afgewisseld met elektronische
labyrinten en uitgekiende piano- of gitaarmotieven werden
doorbroken door geluiden die wel uit een stukgeslagen gameboy leken
te komen. ‘Hail To The Thief’ was de ultieme symbiose, de baldadige
samenvatting van een imponerend oeuvre vol koerswijzigingen dat tot
nu toe ongeëvenaard is gebleven. Hoe ‘In Rainbows’ zich zal
verhouden tot de andere platen van de band, is een vraag waarop we
binnenkort een antwoord zullen kennen. Om u goed voor te bereiden
op de komst van het nieuwe album, duikt enola graag samen met u in
de discografie van The Oxford Five!
Pablo Honey (1993) * * *
Een terugblik op Radiohead’s eerste album blijkt dat ze de antipode
van Pearl Jam zijn. Waar Vedder en co nog steeds de vloek van ‘Ten’
proberen op te heffen door een evenwaardige plaat te maken, is
‘Pablo Honey’ de minst imponerende release van de Britten. De
producers Sean Slade en Q. Kolderie zaten eerder achter de knoppen
bij Pixies en Dinosaur Jr en de muziekminnende wereld dacht er dan
ook een zoveelste grunge-band bij te hebben. Het nijdige gitaarwerk
van ‘You’ en de hard/zacht-dynamiek van ‘Ripcord’ deden inderdaad
denken aan Nirvana en met de distortion-erupties van ‘Anyone Can
Play Guitar’ speelde Radiohead leentjebuur bij Sonic Youth. De
pakkende melodieën van ‘Stop Whispering’ en ‘Vegetable’ bewezen
echter dat Thom Yorke ook zijn oor te luisteren had gelegd bij The
Smiths en REM. Het waren allemaal voor de hand liggende invloeden
van een weinig opmerkelijke plaat en zelfs de strafste Nostradamus
kon de toekomstige pioniersrol van Radiohead niet voorspellen aan
de hand van ‘Pablo Honey’.
In tegenstelling tot hun allereerste release, de ‘Drill Ep’,
verkocht de plaat echter wel goed en daar was het succes van
‘Creep’ uiteraard niet vreemd aan. De a-melodische gitaaruithaal
van Jonny Greenwood die klinkt alsof hij met een keukenmes over een
schoolbord schuurt, zette krassen op de collectieve ziel van een
generatie grunge-adepten met een identiteitscrisis. Een nog groter
slacker anthem bleek echter ‘Prove Yourself’ te zijn,
inclusief suïcidaal randje. ‘I’m better off dead’, kreunt
Thom Yorke op het einde van elke strofe alsof hij de man met de
zeis smekend in de ogen kijkt. Ironisch genoeg bewees het laatste
en beste nummer op de plaat, ‘Blow Out’, dat de band z’n laatste
adem nog lang niet had uitgeblazen.
The Bends (1995) * * * *
‘I need to wash myself again to hide all the dirt and pain/I’d be
scared that there’s nothing underneath and who are my real
friends?’: hier is niet Trent Reznor aan het woord, maar Thom
Yorke tijdens het titelnummer van ‘The Bends’. Hoewel het niet uit
deze tekstflard af te leiden valt, was deze plaat een krachtig
antidotum tegen de weg van de minste moeite. Met ‘The Bends’ liet
Radiohead immers het epigonisme achter zich en de band kwam met een
eigen, uitgepuurd geluid op de proppen. Dit is niet toevallig de
eerste plaat waar Nigel Godrich, die later deel zou gaan uitmaken
van het Radiohead-meubilair als producer, aan meegewerkt heeft,
hoewel John Leckie het voor het zeggen had in de studio. Niettemin
plaveien de etherische geluidswinden in ‘Bullet Proof..I Wish I
Was’ en het keyboard-experiment in ‘Planet Telex’ al de weg voor
het detaillistische perfectionisme en de soundscape-invloeden die
op ‘OK Computer’ te horen zouden zijn. Het grunge-label waste de
groep definitief van zich af en Radiohead werd meer en meer als een
artrock-band bestempeld.
Met ‘The Bends’ vestigde Radiohead zich eveneens als een grote
invloed voor toekomstige bands die melancholie willen evoceren
zonder in powerballad-clichés te vervallen. Zo hebben Coldplay en
Elbow maar al te goed geluisterd naar de climactische structuur in
het ondraaglijk emotionele ‘Fake Plastic Trees’ en hebben honderden
bands tevergeefs geprobeerd om de slepende weemoed van ‘Street
Spirit (Fade Out)’ te evenaren. Ook ‘The Bends’ mocht dan wel een
in zwaarmoedigheid en fatalisme gedrenkte plaat zijn, Radiohead kon
de gitaren nog flink laten klauwen. ‘Bones’ en ‘Just’ rockten een
flink eind weg en de grillige gitaaruithalen in het defaitistische
‘My Iron Lung’, Radiohead’s antwoord op het succes van ‘Creep’,
kondigden al de vlijmscherpe sequentie aan in ‘Paranoid
Android’.
OK Computer (1997) * * * * *
De bezoekers van de VPRO-sites, de lezers van Q Magazine en die van
Oor zijn het erover eens: ‘Ok Computer’ is het beste album aller
tijden en Radiohead laat degelijke bandjes als The Beatles, Led
Zeppelin en Nirvana moeiteloos achter zich. Alleen de luisteraars
van Stubru verkeren nog in onwetendheid door de plaat met een
bronzen medaille te belonen na Nirvana en Pearl Jam. Is ‘OK
Computer’ al die lofbetuigingen wel waard? Op deze vraag past enkel
een volmondig JA! Van de heerlijke staccato-gitaartjes in opener
‘Airbag’ waarvoor vele postrockbands een paar ledematen veil zouden
hebben over de louterende xylofoon-riedel van ‘No Surprises’ tot de
hemelse lofzang op de traagheid in ‘The Tourist’, is ‘OK Computer’
een van middelmatige momenten gespeend meesterwerk dat zowel qua
concept, songs als klank iedereen naar huis speelt.
‘Please could you stop the noise/I’m trying to get some
rest’, kreunt Yorke in het herhaaldelijk muterende ‘Paranoid
Android’. Zijn smeekbede zou echter geen gehoor krijgen. ‘OK
Computer’ vestigde de definitieve reputatie van Radiohead als
superband en slopende tournees molken de bandleden tot de laatste
druppel uit. Singles als ‘Paranoid Android’, ‘Karma Police’ of ‘No
Surprises’ haalden niet de verkoopcijfers van ‘Creep’, maar als
totaalpakket werd ‘OK Computer’ door ontelbare muziekliefhebbers in
de armen gesloten. Voor de band transformeerde de wereld tot een
machine en de mens tot een robot, maar Radiohead werd er niet
fitter, happier and more productive door. Een kentering kondigde
zich aan, een u-turn waarin een gestadig ontbolsterende popsong als
‘Let Down’ of een zielsoverstijgende ballad als ‘Lucky’ zouden
verdrinken in een maalstroom van experimenteerdrift en een
verwerping van alle compromissen.
Kid A (2000) * * * * *
Commerciële zelfmoord of een portie lef dat de monotone
muziekwereld best kon gebruiken? ‘Kid A’ zorgde voor een kloof
tussen fans van de band die dieper was dan het water tussen Waalse
en Vlaamse politici. Pro- en contra-kampen werd opgeslagen en in
het smeulende niemandsland daartussen probeerden velen de
handleiding te vinden die Radiohead was vergeten bij de plaat te
steken. ‘Kid A’ was een ‘Dylan goes electric’-moment, maar
niettemin scoorde de plaat uitzonderlijk goed en de door de
computer gegenereerde vuurbakens op de hoes bereikten de harten van
vele luisteraars die wel oor hadden naar iets nieuws. In dat
opzicht is de plaat dan ook een mijlpaal. Nooit eerder bereikte
zo’n nadrukkelijk oncommerciële plaat de eerste plaats in
verschillende charts en het album leek dan ook een alien die tussen
de popsterren verzeild was geraakt.
De sound van ‘Kid A’ verraadde dat Thom Yorke een stevig potje naar
Autechre en Aphex Twin had zitten luisteren. Jonny Greenwood liet
zijn gitaar dan weer aan de kant om te gaan knutselen met
zelfgeschreven computerprogramma’s. Dat resulteerde in
strontvervelende ambient als ‘Treefingers’, maar had evengoed
‘Idioteque’ tot gevolg: een manische regendans waarin onbestemde
geluiden en furieuze bleeps op de grond plenzen en het lastig is om
niet weg te zakken in elektronische trance. Naast progressieve
elektronica ging Radiohead ook gretig aan het experimenteren met
jazz. Zo wordt de killer-baslijn van ‘The National Anthem’ op het
eind van het nummer verzwolgen door gemartelde blazers in een
freejazz-festijn. Tussen dergelijke nummers en futuristische
popsongs als ‘Everything In Its Right Place’ en ‘Morning Bell’, die
hun tijd een paar lichtjaren vooruit waren, stond echter ook ‘How
To Disappear Completely’: een emotionele lijdensweg met een door
Jonny Greenwood gecomponeerd strijkersarrangement dat misschien wel
het mooiste nummer is dat de band ooit heeft gemaakt. ‘Kid A’
bracht Radiohead met een grote tent naar Werchter en songs die toen
op gefrons werden onthaald, worden nu geprezen. Naast het opvangen
van radiogolven tijdens hun shows liet de band ook visionaire
geesten over zich neerdalen met een van de bijzonderste albums in
de popgeschiedenis als resultaat.
Amnesiac (2001) * * * *
‘Amnesiac’ werd opgenomen in dezelfde periode als ‘Kid A’ en dat
valt eraan te horen. Ook hier valt immers avantgardistisch
gemasturbeer te ontwaren dat Nigel Godrich beter ergens had
verstopt als studio-experimentje. ‘Pulk/Pull Revolving Doors’ en
‘Hunting Bears’ zijn pretentieuze geluidssferen die de vaart uit de
plaat halen, maar de rest van ‘Amnesiac’ bevestigt dat Radiohead
het roer nog stevig in handen had tijdens het varen in
experimentele wateren. Op het raken van een paar verraderlijke
ijsschotsen na laveerde de band dan ook behendig tussen experiment
en traditie.
De band verklaarde dat ‘Kid A’ en ‘Amnesiac’ geen eeneiige, maar
een twee-eiige was en daar viel iets voor te zeggen. Zo grijpt
‘Life In A Glasshouse’ ook terug naar jazz, maar op een veel
toegankelijkere manier in vergelijking met ‘The National Anthem’ en
op de rest van de plaat blinken meer echte songs dan sferen tussen
de elektronische effecten die als kometen door de plaat schieten.
Thom Yorke zingt dan wel achterstevoren op ‘Spinning Plates’ (live
overigens een prachtige piano-ballad), maar daartegenover staan
emotionele krakers als ‘You And Whose Army?’, ‘Knives Out’, ‘I
Might Be Wrong’ en het geweldige ‘Dollars And Cents’. Dat laatste
nummer heeft de band nu overigens omgevormd tot een op muziek gezet
horrorverhaal. Het beste nummer op ‘Amnesiac’ heet echter ‘Pyramid
Song’, waarin Yorke aantoont dat je geen klassiek geschoolde
pianist moet zijn om middels een klavier de luisteraar te
bedwelmen. De song sleurt je als een duikboot mee naar de diepste
holtes van de oceaan, terwijl blauw in zwart verandert en de vissen
tot monsters evolueren. Thom Yorke zou zich later vooral door deze
plaat later inspireren voor zijn fel gesmaakte soloplaat ‘The
Eraser’, waarop pruttelende, knisperende elektronica aan de kook
wordt gebracht door een melodieuze, emotionele warmte.
Hail To The Thief (2003) * * * *
‘2+2=5’, de openingssong van ‘Hail To The Thief’, moet een paar
stroomstoten van enthousiasme door het lijf van pre-‘Kid
A’-aficionado’s gejaagd hebben. Het nummer begint dan wel met een
drumcomputer, maar de digitale effecten van de vorige platen worden
platgewalst met een virus van nijdige gitaaruitbarstingen. Wanneer
de gemanipuleerde laptopgeluiden van ‘Backdrifts’ en ‘Sit Down.
Stand Up’ de woonkamer binnenwaaien ging het andere kamp dan weer
aan het juichen. Als ‘Amnesiac’ al een toenaderingspoging was, dan
wordt er op deze plaat een vredespact gesloten tussen de Dr. Jekyll
en Mr. Hyde in Radiohead.
De invloeden van de plaat zijn niet enkel te zoeken in met
neonlichten uitgeruste IDM-kelders. ‘Go To Sleep’ en ‘I Will’
refereerden weer aan de Beatles-invloeden, voor ‘There There’ werd
er in krautrock-vijvers gevist en met het prachtige ‘Sail To The
Moon’ (opgedragen aan Yorke’s zoon Noah) bewees Radiohead dat ze
nog steeds weergaloze pianoballads kunnen neerpennen. ‘The
Gloaming’ lijkt dan weer ontsnapt te zijn uit een gepensioneerd
lunapark dat nog een laatste keer alles uit de kast wil halen.
‘Hail To The Thief’ is dan ook het meest gevarieerde
Radiohead-album tot nu toe. De plaat werd gretig gebruikt door
anti-Bush-betogers, maar volgens Yorke duidt de titel van de plaat
op een breder gevaar. De subtitel van het album, ‘The Gloaming’,
wijst op de universele ruk naar rechts en de daaruit volgende
terugkoppeling naar de donkere middeleeuwen die onze wereld
ondergaat. Afsluiter ‘A Wolf At The Door’ alludeert dan ook niet
alleen op Bush, maar op alle rechtse wolven ter wereld,
schapenvacht of niet.
Zal ‘In Rainbows’ alle politieke referenties achter zich laten en
in de stratosfeer vertoeven of zal de plaat opnieuw diep geworteld
zijn in onze aardse problemen? Kan een band na de perfecte synopsis
van zijn oeuvre nog verrassend uit de hoek komen? Het zijn nieuwe
vragen die straks een antwoord zullen krijgen. Of ook niet, want
met Radiohead weet je immers nooit. Dat ze lang op onze hersenen,
hart, ziel en onderbuik mogen inwerken!