Moet het nog herhaald worden? Jawel, al is het maar om in deze woelige communautaire tijden eens een volstrekt apolitiek statement te maken. Bij deze: ten zuiden van de taalgrens opereert een heel stel fantastische bands, en in Vlaanderen vallen ze amper op. Schande.
Wat hebben niet nader genoemde bands uit pakweg het Gentse meer dan kanonnen als Girls In Hawaii of Ghinzu? Uit Vlaamse kleibodem opgetrokken zijn volstaat blijkbaar om automatisch op heel wat welwillende goedkeuring te kunnen rekenen. Gelukkig heeft The Tellers, als Waalse band pur sang, een bres kunnen slaan in dat typerende provincialisme. De vier jongelui speelden achtereenvolgens Antwerpen, Gent en Hasselt plat en kregen ruim hun kans op de nationale (lees: Vlaamse) radiostations.
Om een dergelijke bres te slaan volstaat het blijkbaar om een gat in de markt te vinden. Ook al klinkt dit als een ietwat krom marketingcredo, het is daarom niet minder waar. The Tellers vult immers de leemte op die The Kooks achter zich heeft gelaten. In vergelijking met hun Britse tegenhangers ogen de vier van The Tellers al even hip als nonchalant cool en hebben ze eveneens hele hordes tienermeisjes in hun kielzog. Ook muzikaal blijken de bands het een en ander met elkaar van doen te hebben, om het even met een understatement te stellen.
Openen doet The Tellers met de gegarandeerde tophit "If I Say (Die With Me)". Het aantrekkelijke popdeuntje steunt op een catchy gitaarriff en een al even meezingbaar refrein, wat het tot hapklaar StuBru-voer maakt. Met "Second Category" hebben de vier jongelui overigens al eens een bescheiden hitje gescoord. Dit nummer is bovenal een bijna banaal gitaarriedeltje, kinderlijk simpel maar daarom niet minder briljant. Eenvoud kan sieren.
Ook op het wat afwijkende "Holiness" kiezen de vier voor een wel erg minimale aanpak. In tegenstelling tot de rest van de plaat, waar de band hoofdzakelijk onschuldig klinkt, neemt duisternis hier de boventoon. Ketelmuziek met een atypsiche opbouw, en in die hoedanigheid is dit nummer toch een verfrissing in het wat naïeve Tellers-geluid.
Op "Confess" wordt het tempo opgedreven tot een bescheiden rocksong à la, jawel, The Kooks. Met "The Darkest Door" gaat het er opnieuw wat ingetogener aan toe. Als uitschieter is er nog de heerlijke, zonovergoten blanke reggae van "Prince Charly" en uiteraard de welbekende radiosingle "Hugo", opnieuw volgens het succesrecept van akoestische gitaar en minimale begeleiding.
Hoewel Hands Full Of Ink schatplichtig is aan The Kooks en refereert aan pakweg The Kinks of Babyshambles (veel meer dan The Libertines), is The Tellers toch volstrekt uniek te noemen. Er zijn weinig Belgische bands die erin slagen aantrekkelijke poprockdeuntjes te maken, en The Tellers blijkt daar nu net verdomd goed in te zijn. Soms klinkt het wat naïef, een enkele keer zelfs eentonig en saai. De plaat duurt met zestien nummers immers net dat beetje te lang. Dat neemt echter niet weg dat dit toch een bijzonder knap debuut is. Benieuwd wat deze band nog in petto heeft.