Door zijn verleden bij Godspeed is het maar al te gemakkelijk om Mike Moya’s werk onder de steeds beperktere term postrock te plaatsen, maar met Hrsta heeft hij nooit echte postrock gemaakt. Op het debuut L’éclat du ciel était insoutenable waren er weliswaar nog verschillende verwijzingen en referenties aan het genre te horen, maar Moya leek toen al een duidelijk idee te hebben van waar hij met Hrsta naartoe wou.
Toen hij vier jaar later Stem Stem In Electro uitbracht, klonk de postrockinvloed maar als een flauwe echo meer doorheen de songs en ontleende de genreduiding in de eerste plaats zijn bestaansrecht aan het filmische en sfeergerichte karakter dat in de nummers aanwezig was. In de nasleep van de opnames en — uitgestelde — tour wist Moya een vaste groep rond zich op te bouwen, wat aan Ghosts Will Come And Kiss Our Eyes een duidelijke meerwaarde biedt, al zijn de strijkers dan gesneuveld.
Dat sfeer nog steeds het codewoord is, wordt paradoxaal genoeg het duidelijkst in de BeeGees-cover “Holiday” die de groep maximaal naar zijn hand probeert te zetten. De poging om de eigen methodiek van sfeeropbouw te koppelen aan de rigide structuur van het origineel is echter niet ten volle gelukt, waardoor het nummer tussen twee werelden in blijft zweven. Bovendien is Moya’s beperkte en ijle zangstem uitstekend geschikt als extra instrument dat doorheen de songs zweeft maar heeft ze niet de kracht om een (pop)nummer te dragen.
Het instrumentale “Entre La Mer Et l’Eau Douce” is het eerste sfeerstuk en mag meteen ook het album openen. Een uitgewerkte melodielijn is haast niet te horen, net zo min als er een duidelijk ritme is: veeleer stroomt een zwaarmoedig treurend en schril klinkend samenspel van klanken voorbij. Met “Beauvillage” start dan ook de eerste song, al blijft het duidelijk dat ritme en melodie ook hier ondergeschikt zijn aan de evocatie van een gemoedstoestand.
Moya voelt zich duidelijk al meer op zijn gemak in de rol van zanger en laat zijn stem meer naar voren komen, al kan er bezwaarlijk van echt zingen gesproken worden en is hier meer sprake van een bezwering waarbinnen elk instrument zijn plaats heeft. In “The Orchard” durft hij hogere zangregionen op te zoeken en krijgt ook het nummer zelf een meer verheven lotsbestemming als volgende etappe in een ritueel. Het tweede instrumentale nummer “Tomorrow Never Comes” ontplooit zich net als de openingstrack als een dromerige soundscape en eerste dan wel tweede rusthalte.
Hiermee wordt ook het patroon van Ghosts Will Come And Kiss Our Eyes duidelijk: elke soundscape wordt gevolgd door twee “reguliere songs”. En dus behoren zowel “Haunted Puckley”, waaruit de albumtitel geplukt werd, en “Hechicero Del Bosque” (‘tovenaar van het woud’) tot dezelfde wereld als “Beauvillage” en “The Orchard” terwijl “Saturn Of Chagrin” opnieuw in een bad van klanken ondergedompeld is.
Maar elke structuur is er om verbroken te worden, en dus vormen het vermelde “Holiday” en “Kotori” (‘minnaars’) de twee buitenbeentjes van dienst. Het instrumentale “Kotori” is niet alleen het hardste maar ook het meest gefocuste nummer op de plaat. In die zin verschilt het volledig van alle andere nummers (ook de cover) die — ondanks hun verschillen — duidelijk in eenzelfde droomwereld vertoeven.
Op Ghosts Will Come And Kiss Our Eyes valt te horen dat Hrsta een groep is geworden waarbij de verschillende leden en vooral Brooke Crouser (gitaar, orgel, effecten) een grotere inbreng hebben. Toch blijft Hrsta in de eerste plaats een groep die mikt op klanken en sferen, veeleer dan op melodieën en songs. Dat het album daarom opnieuw onder de noemer postrock zal vallen, ligt voor de hand. Maar zo er al een term opgeplakt moet worden, dan zou — conform de albumtitel — ghostrock te verkiezen zijn.