Op hun vorige twee plaatjes serveerden The Bees ons songs die zó zomers waren, dat we spontaan een zonneslag opliepen wanneer we er te lang naar luisterden. Octopus logeert al een tijdje in onze cd-lader en wat blijkt? Ze lappen het ‘m weer: onze zomersproeten zijn doorgebroken!
Is Octopus dan even geniaal als zijn voorgangers? Nee, maar het in 2002 voor de prestigieuze Mercury Prize genomineerde Sunshine Hit Me en doorbraakplaat Free The Bees waren dan ook nostalgische trips van erg hoog niveau. Ook Octopus lijkt ons bereikt te hebben langs de teletijdmachine van Professor Barabas. Maar waar The Bees zich vroeger lieten inspireren door de puntige rock-‘n-roll van de jaren ‘50 en vroege jaren ‘60, worden we bij het beluisteren van Octopus teruggeflitst naar het tijdperk van de psychedelische rock uit de late jaren ‘60.
Opener “Who Cares What The Question Is?” laat nochtans vermoeden dat de groep voor de derde keer op rij een meesterwerkje vol dartel rondhuppelde popsongs heeft gemaakt. Ook in ”Love In The Harbour” buitelen een country-achtige mondharmonica en mierzoete zangharmonieën nog vrolijk over elkaar heen. Daarna trekken The Bees echter de angel uit de muziek en gaan languit in hun strandstoel liggen, lurkend aan een goed gevulde waterpijp. Wat volgt is een onthaastende trip die de luisteraar terugvoert naar tijden waarin het leven minder ingewikkeld was. Neem bijvoorbeeld “Listening Man”, dat met zijn soepele reggaeritme aanmaant om de dagelijkse beslommeringen te laten voor wat ze zijn en een reis naar Cuba te boeken. Het met zoemende orgels en soulvolle blazers opgeleukte “Got To Let Go” lijkt dan weer de begintune van een vergeten televisieserie uit de jaren ’70, genre “The Love Boat”, waarbij zomerse genoegens en positieve vibes van het scherm afspatten. Nog meer soulinvloeden treffen we aan in “(This Is For The) Better Days”, dat drijft op een funky groove en in het lome, hypnotiserende “Stand”.
De hoogtepunten op Octopus heten “Left Foot Stepdown”, waarin plechtstatige mariachi-trompetten hand in hand gaan met een guitig kermisorgel, en het aangenaam voortkabbelende “The Ocularist” dat gezegend is met een schandalig catchy refrein. Ook afsluiter “End Of The Street” is een popsong die ver boven het gemiddelde uitsteekt. De plaaggeesten van The Bees schudden in dit knotsgekke nummer alle luisteraars wakker die zich hebben laten bedwelmen door de behaaglijke klanken van wat voorafging. Aangevuurd door Beatlesque speelgoedpercussie verdwijnt de groep als een doldwaze fanfare voorbij de einder, nieuwe avonturen tegemoet.
De jeugdige waanzin van de eerste twee platen is wat naar de achtergrond verdwenen, maar de groep is er in geslaagd om de muziek op Octopus zowel laidback als fascinerend te doen klinken. Normaal gezien hebben wij een rothekel aan muziek die te opvallend naar de zomer ruikt, maar dankzij The Bees werd het zonnekind in ons toch nog wakker geschud. Het is tijd om ons plastic zwembadje nog eens op te blazen.