Voor ers van: dreampop, minimale shoegaze,
zachte Yo La Tengo.
Een tijdje geleden werd het debuut van een duo uit Baltimore in ons
midden geworpen. Net zoals dat wezen dat Bram Stoker ooit creëerde,
zijn wij altijd blij met vers bloed. Dus scherpten wij onze klauwen
en spitsten wij onze oren om een eerlijk oordeel te vellen. Wie het
Amerikaanse muziekmagazine Pitchfork soms in de gaten houdt, heeft
vast en zeker al gehoord van Beach House en weet al hoe positief ze
daar ontvangen werden. Eerste single ‘Apple Orchard’ werd namelijk
meteen de hemel in geprezen en de woorden “very promising”
werden meermaals in de mond genomen. In acht nemend dat de
zogezegde muziekgoeroes van Pitchfork het niet altijd bij het
rechte eind hebben – wij hebben hen die 2.0 voor het debuut van
Damien Rice
nooit vergeven, vormen wij alvast ons eigen oordeel voor de trouwe,
rationele lezer.
Daarom zeggen we er meteen maar bij dat het deugd doet om te kunnen
verklaren dat Beach House iets nieuws brengt, al is dat
gedeeltelijk gelogen. Zo borduren ze voort op de dromerige muziek
die Lou Reed en de zijnen ooit in het leven riepen en uiteindelijk
terug opleefde in de blanke jaren negentig, met Yo La Tengo en My
Bloody Valentine die de koers bepaalden. Ondanks het feit dat deze
groepen hun stempel drukten op de muziek van Beach House, slagen
Victoria Legrand en Alex Scally erin over voldoende eigentijdse
elementen te beschikken om zo vernieuwend te klinken.
Al met ‘Saltwater’ worden de bovengenoemde invloeden duidelijk. Er
schuilt een zekere onschuld in deze zeemzoete popsong, die de
nasmaak van een onmogelijke liefde mooi inpakt in naïeve gevoelens:
“Love you all the time/Even though you’re not mine”.
‘Tokyo Witch’ betovert ons net zo zeer als toen het sprookje van
Hans en Grietje ons voor het eerst verteld werd. In deze Japanse
setting echter gebeurt dat met een aanstekelijk deuntje (op de
Lost In
Translation-soundtrack zou het zeker niet misstaan), dat dagen
hardnekkig in ons hoofd blijft hangen. De vleiende tekst in het
wiegenlied ‘Apple Orchard’ doet ons dan weer een beetje triest
worden. Gezonde weemoed die doorschemert in muziek en stem maken
van dit nummer een absolute parel. Meeslepend blijft Beach House
ook in ‘Master of None’, dat zich spint rond de uitdrukking
“jack of all trades, master of none” oftewel 13 ambachten,
12 ongelukken. Een uiterst charmante ode aan ambitieuze Guust
Flaters dus. ‘Auburn and Ivory’ brengt een vlaag van spookachtige
zigeunermuziek (die zinderende harpsichord!), vrees voor de Geest
van Middernacht incluis. Dat lijkt echter helemaal op te lossen
door het hartverwarmende ballroomdeuntje in ‘Childhood’. Een
diepere sluimering wordt bereikt met ‘Lovelier Girl’, waarna we nog
even gepakt worden door het dramatisch getint ‘House on the
Hill’.
De laatste nummers maken de verhulling in dromerige sluiers
compleet; bij het naspel van de experimentele hidden track ‘Rain in
Numbers’ kirren wij nog even na. De stem van Legrand, nooit
dwingender dan de muziek zelf, zorgt voor het overgrote deel voor
de behaaglijke sfeer die zo vaak geassocieerd wordt met dreampop.
Hierbij laat je alles stil liggen en verken je met een glazige blik
de limieten van je eigen fantasie. Ons eventjes uitstrekken naar de
lucht, alvorens terug onze verantwoordelijkheid op te nemen en onze
schouders onder het leven te zetten. Oogjes dicht, snaveltjes toe:
wij blijven met dit immens knap debuut wel nog even zoet.
http://www.myspace.com/beachhousemusic