



100
Anders Thomas Jensen is een speciaal manneke
dat films maakt over speciale mannekes. Begonnen als
schrijver bij de Dogma-bende, maar ondertussen al een volledig op
zichzelf staand Scandinavisch exportproduct. Na z’n bejubelde
debuut ‘Flickering
Lights’ en vóór z’n voorlopige hoogtepunt, het goddelijke
‘Adam’s Apples’,
maakte hij wellicht z’n meest subtiele komedie tot op heden. ‘The
Green Butchers’ is vintage Jensen, maar is ook minder
uitzinnig en losgeslagen dan die andere twee in zonneschijn
dartelende zwarte komedies. Absurd, gortdroog, een beetje macaber
en what the fuck maar bovenal charmant, ingetogen en
diepmenselijk tragisch. Je zou het niet verwachten van een film
over twee slagers die mensen in hun diepvries lokken om ze
vervolgens in marinade te dippen en te verkopen als kipfilets. Die
Denen toch!
Svend (Mads Mikkelsen met een hallucinant lelijk kapsel) en
Bjarne (Nikolaj Lie Kaas, specialist in getormenteerde fronsen)
zijn twee losers die als ondergewaardeerde slagershulpjes een eigen
slagerij openen. Aanvankelijk lijkt de onderneming op een fiasco
uit te draaien, tot een onderhoudsman per ongeluk in de frigo vast
komt te zitten. Een wanhopige Svend ziet een oplossing voor een
onverwachte last-minute-bestelling en de diepgevroren ongelukkige
eindigt als gemarineerde vleesschotel. De volgende dag wordt hun
winkel overrompeld door nieuwsgierige klanten die van dat lekkere
vlees willen proeven. Dik tegen de zin van Bjarne, doet Svend er
alles aan om z’n klanten te voorzien van de overheerlijke
‘kipdipjes’. Maar Bjarne heeft zijn eigen problemen. Net op het
moment dat hij een meisje (Line Kruse) leert kennen waar hij meer
dan twee woorden tegen durft zeggen, ontwaakt zijn tweelingbroer
Eigil uit een lange coma. Oude wonden komen open te liggen, de
prille liefde maakt het allemaal bijzonder verwarrend en de
huisbaas in de koelkast moet dringend door de vleesmolen gedraaid
worden.
Als de Deense cinema in de jaren negentig overheerst werd door
Von Trier, Vinterberg en de rest van de Dogma 95-kliek, dan behoort
het nieuwe decennium ongetwijfeld toe aan Anders Thomas Jensen en
zijn ‘ontsnapping’ aan het Dogma-manifest. Geen doorgedreven
realisme, maar een speelse houding die meer aanleunt tegen het
absurde en surrealistische, met opvallende larger than
life-personages (Mads zet weer een heerlijke
freakazoid neer) die door soepele en professionele
camerabewegingen (check het bowlingbalshot) worden vereeuwigd. En
fuck de ‘geen muziek’-regel, want de bovenaards
romantische tonen op de soundtrack van ‘The Green Butchers’ glijden
zachtjes de oren binnen. Als scenarist voor collega’s neemt hij wat
gas terug en blijven de absurditeiten achterwege (kijk maar eens
naar de tranerige melodrama’s ‘Brødre’ en ‘After the Wedding’ van
Susanna Bier), maar als hij zelf in het regiestoeltje kruipt mag
het blijkbaar iets meer zijn. Jensen zoekt het absurde in het
realistische en botst in z’n zoektocht op iets magisch: zwarte
humor die zowaar vertedering en ontroering opwekt.
Ondanks een plot die in gang wordt getrokken door onfrisse
kannibalistische trekjes, gebruikt Jensen z’n ongewone verhaal
nooit om goedkoop te choqueren of de ranzige toer op te gaan. Op
een paar korte en subtiele scènes na (een handvol afgezaagde
ledematen en een stuk romp passeren even) worden er namelijk zo
goed als geen onappetijtelijke toestanden getoond. De suggestie is
sterk genoeg en Jensen laat de walging, als die er al is, in het
hoofd van de kijker ronddolen. Het wordt echter allemaal zo sec,
pseudo-rationeel en met een onbevlekte komische timing aangebracht
door de acteurs (let op de manier waarop Svend een discussie naar
z’n hand probeert te zetten), dat je alleen maar smakelijk kan
gniffelen met de onsmakelijke gebeurtenissen. En dan schakelt
Jensen een emotionele katalysator in om een weemoedige en in
tristesse badende thematiek te lanceren. Bijzonder knap, ook al is
de focus even zoek bij een hutsepot van zoveel verschillende
ingrediënten.
Zo raakt het serene en bevreemdende sfeertje van de film toch
net iets teveel verstoord door de introductie van Eigil, Bjarne’s
tweelingbroer. Thematisch zit dat personage volledig juist om de
tegenstellingen, dualiteit en dynamiek met z’n broer uit te diepen,
maar het is gewoon even wennen om tussen al die stoïcijns kalme
Denen opeens een tierende spast met een pluchen giraf te zien
lopen. Knappe dubbelrol van Nikolai Lie Kaas en het levert een
ontroerende catharsis op, maar z’n eerdere scènes wringen toch wel
een beetje. Niet dat ‘The Green Butchers’ ergens uit de bocht gaat
(koeler dan een komkommer, die Jensen), maar dat flirten met de
vangrails is een gevaarlijk spelletje dat bijna fout afloopt.
Gelukkig valt hier zoveel pret te beleven voor cinefiele
droogzakken dat de kleine foutjes (voornamelijk ongemakkelijke
toonwisselingen), met veel liefde door de vingers zullen gezien
worden. Visueel doordacht (zoek het groen!), met compleet maffe
personages die door hun onderkoelde karakter en uitgewerkte
diepgang (de bekentenis van Mads zal u even tot in de kleinste teen
raken) toch geloofwaardig en herkenbaar overkomen. De absurde humor
wordt daarenboven tot in de kleinste details uitgekiend. Het
affreuze kapsel van Svend, Bjarne die tegen de schenen schopt, de
hilarische backstory van de dominee… Het zit allemaal zo
scherp, fris, venijnig en intelligent in elkaar dat we alleen maar
kunnen hopen dat Von Trier snel uit zijn dipje raakt om aan z’n
door Jensen geschreven horrorfilm te beginnen. Het zou wel eens de
geniaalste kruisbestuiving van de eeuw kunnen worden.
Jensen verrast met ‘The Green Butchers’ door een potentieel
weirdfest op wonderbaarlijke wijze om te toveren tot een
origineel en intiem verhaaltje met een typisch Deense hoek af.
Droger dan een rayon beschuiten en absurder dan de worst die op
Mads Mikkelsen z’n zweetkop hangt, maar onder de Jenseneske
toestanden klopt wel degelijk een warm peperkoeken hartje. Laat
Anders Thomas Jensen maar speciaal wezen in z’n eigen wereldje.
Zolang hij af en toe een stukje van z’n eigenzinnige cinema naar
ons aardse tranendal stuurt, mag hij er voor mijn part nog lang
blijven. Een welgemeende Tak, mijnheer Jensen.