“Perfect album for driving, drinking, and fighting” was de reactie van een fan op het net, en dat vat de essentie van deze plaat prima samen. Alabama Thunderpussy was al niet bepaald een synoniem voor raffinement, maar op Open Fire wordt dit tot in het extreme doorgetrokken, met hun meest homogene én beperkte plaat van het decennium als gevolg.
Het mag een klein wonder heten dat de band zelfs nog bestààt. Ze waren niet alleen een van de grootste slachtoffers van het Man’s Ruin Records-debacle enkele jaren geleden, maar kregen ook genoeg personeelswissels te verwerken om zelfs de hardcore fans aan het twijfelen te brengen over wie nu op welke plaat speelde. De laatste drie albums zagen drie verschillende zangers, al was het meteen duidelijk dat nieuwe aanwinst en XL-strot Kyle Thomas (ex-Exhorder) makkelijker in goede aarde zou vallen dan Johnny Weils, die Fulton Hill (2004) volkrijste. Bij het horen van Thomas passen immers visioenen die aansluiten bij de toepasselijk wansmakelijke hoes in Conan The Barbarian-stijl die ontwerper Ken Kelly de band bezorgde.
Liet Alabama Thunderpussy zich op de vorige albums nog kennen als een door metal beïnvloede southern rock-band met een stonergeluid, dan laat het die pretentie bijna volledig achterwege op Open Fire. Weg zijn de sludgy beukpartijen, de experimenten met stijlen en de in whiskey gedrenkte hee haw-rock die vaak niets meer was dan een gespierdere versie van het werk van Molly Hatchet en .38 Special. Op Open Fire ruilt de band de seventies in voor de eighties en wordt resoluut de kaart van de heavy metal getrokken. Judas Priest, Thin Lizzy, Motörhead en Manowar zijn nu de belangrijkste referenties. De band verliest er zijn wat aparte status mee, maar aangezien dat in het verleden al te vaak uitmondde in “vlees-noch-vis”-discussies zou het de groep wel eens wat meer dan die kleine schare fans kunnen opleveren.
De songs op Open Fire klinken gebalder, gespierder en brutaler dan ooit. De ellenlange constructies en jams worden gelaten voor wat ze zijn: hier worden beenharde riffs afgevuurd voor volk dat zijn rock/metal graag stoer en in your face heeft. En rustmomenten, daar doet de band niet aan mee. Tracks als “The Cleansing”, “Void Of Harmony” en het van knipoog naar Judas Priest voorziene “Valor” zijn oerdegelijke hardrocksongs met kloten, hopen attitude en genoeg potentieel om horden andere rockfans op de zenuwen te werken. Deze stilistische richting, die nog altijd wordt geassocieerd met zuipen, brallen en ander machogedrag, hoeft echter niet te impliceren dat er niet op niveau gemusiceerd wordt. De gitaartandem Ryan Lake-Erik Larson verbleekt immers niet in het bijzijn van legendes als Gorham-Robertson (Thin Lizzy) en Murray-Smith (Iron Maiden).
Ondanks de kleurbekenning is dit echter nog geen garantie dat een hardrockfan die opgroeide in de eighties hiervoor te vinden zal zijn: bij momenten haalt Open Fire immers behoorlijk woest en zwaar uit: de titeltrack beukt harder dan eender welke Maiden-track en het afsluitende “Greed” zal met z’n grappige semi-grunts zeker niet overal even enthousiast onthaald worden. Waar ongetwijfeld niemand over zal morren, is de sound van de plaat: de uit volle borst gebrulde slogans van Thomas hadden wat minder prominent gemogen, maar verder klinkt Open Fire voldoende zompig, komt het bluesy gitaarwerk perfect tot z’n recht, en behoudt het als geheel toch de nodige agressie en directheid. Op die manier positioneert de band zich in het vaarwater van bands als Black Label Society en Corrosion Of Conformity.
Metal- en hardrockliefhebbers die niet moeten weten van de toog- en slagveldvarianten van het genre, blijven best ver weg uit de buurt van deze vreemde eend in de Relapse-bijt, maar eender wie zichzelf ooit betrapte op het spierbundelrollen en wijdbeens luchtgitaar spelen tijdens het beluisteren van bovenvermelde bands (komaan, wij kennen onze lezers!) kan dit naar zweet, bloed en goedkope pils stinkende loeder zonder risico’s in huis halen en er vervolgens iets nuttigs mee doen.