De Franse trompettist Erik Truffaz is niet voor één gat te vangen. Hoe luider de critici gillen dat wat de man uitbrengt geen echte jazz meer is, hoe genoeglijker hij zich in de handen wrijft. Na vorige experimenten met hiphop- en drum ’n’ bass-ritmes brengt de trompettist met Arkhangelsk, ondertussen al het negende album voor Blue Note, zijn meest poppy album tot dusver uit.
"Ik hou wel van de pure jazz uit de jaren vijftig en zestig, maar enkel dat genre zou te beperkend zijn voor mijn muzikale honger", lazen we onlangs nog in een interview met Erik Truffaz. De geplogenheden van jazz pur sang zijn inderdaad niet aan de Zwitserse Fransman (of Franse Zwitser, zo u wil) besteed. Truffaz startte zijn carrière in de jazz aanvankelijk met rustige, in de vijver van Miles Davis vissende muziek, maar al sinds het tweede album voor Blue Note, The Dawn (1998), kleuren ook hiphopbeats, gastvocalisten en sinds Saloua uit 2005 ook gitaren, mee de songs in.
Puristen mogen dan wel gruwen van Truffaz’ kruisbestuivingen, het publiek lust er wel pap van. Het is onder meer dankzij de enorme populariteit van de concerten met de rapgroep Silent Majority dat Truffaz midden jaren negentig als eerste Fransman een platencontract met Blue Note wist te versieren. De hiphoptoets ontbreekt ook niet op Arkhangelsk (de titel verwijst naar een Russische havenstad, waar de chaotische architectuur van de huizen Truffaz deed denken aan de manier waarop zijn muziek tot stand komt, mb): o.m. in het aangenaam groovende "Trippin’ The Lovelight Fantastic" drapeert rapper Nya zijn lome rhymes over Truffaz’ ingetogen noten.
Bovenal wordt op Arkhangelsk echter de kaart van de popmuziek getrokken. Truffaz trok er de Britse singer-songwriter Ed Harcourt voor aan, die ook meeschreef aan vier van de songs op het album. De warme heesheid van Harcourt en de langoureuze noten van Truffaz, die zijn trompetpartijen als zanglijnen wil doen overkomen en daar ook wonderwel in slaagt, passen samen als een ijsje en een hete zomerdag: het één wordt nog beter door het ander. "Snake Charmer Man" en "Red Cloud" zijn dan ook verfrissende passages tussen de weidse en louter instrumentale nummers waarin Truffaz zijn instrument nu eens als de lokroep van een sirene laat klinken ("Miss Kaba") en dan weer als het gegrom van een krolse kater, zoals in het fors naar Chet Baker knipogende "Les nuits de Monsieur Naj", overigens één van de uitschieters tussen het andere moois.
Truffaz heeft er duidelijk geen problemen mee als muzikant naar het tweede plan te verhuizen. De producer en componist gunt de spotlichten stelselmatig aan andere gloriën; niet alleen Harcourt, maar ook de ondertussen op leeftijd gekomen Franse chansonnier Christophe (herinner u "Aline"). "L’un Dans l’Autre" is echter niet van het kaliber om de vergane glorie van de zanger weer te doen schitteren. "Anonymus" is wel zo’n fonkelende parel, oorspronkelijk bestemd voor Jane Birkin, maar toen die van de opname van de song afzag, toch terecht opgevist voor deze plaat en klassevol tot leven gebracht door Harcourt.
De interpretatie van Gainsbourgs "Manon" sluit het album jammer genoeg niet in schoonheid af. We zullen het maar met de mantel der liefde toedekken, maar zowel het Frans van Harcourt als het fletse kleedje waarin de muzikanten het sowieso moeilijk te overtreffen origineel wikkelen, zijn echt niet om over naar huis te schrijven. Laat dat echter geen smet zijn op een voor het overige prima uitgebalanceerd en gevarieerd album.
Erik Truffaz en Ed Harcourt spelen op 11 juli op het Blue Note Records Festival in Gent.