Er beweegt iets in de Vlaamse cinema. Een jonge garde filmmakers
van eigen bodem is namelijk druk bezig met het oppoetsen van het
ietwat saaie imago van onze filmsector. Felix Van Groeningen zette
onlangs die frisse toon verder met z’n ‘hoe meer je het laat
bezinken, hoe beter het wordt’-melancholiebevlieging ‘Dagen Zonder Lief’ en
nu springt jonkie Joost Wynant in diezelfde vijver waar jongeren
doelloos in ronddobberen. ‘De Laatste Zomer’, de langspeelversie
van de gelijknamige kortfilm waarmee Wynant de Canvasprijs won, is
een klein no budget-zomerfilmpje, dat echter voldoende
charme en oprechtheid onder het kippeborstje heeft zitten om van
een geslaagd debuut te spreken. Het groen achter de oren is nog
duidelijk zichtbaar, maar de terugkeer naar een dromerige zomer uit
de jaren negentig wekt minstens evenveel nostalgie op als dat
grijsgedraaide radiohitje van die gasten die zingen over hun eerste
tetjes en Hannibal van het A-Team.
We schrijven de zomer van 1996. Het jaar waarin een verlamd
België verstrengeld zit in de wurggreep van Dutroux. Een nationale
schok waar vier pubers in een plattelandsdorpje helemaal geen last
van hebben. Schuchtere Rik (Bram van Outryve), geile bok Tim
(Robbrecht Vanden Thoren die wel de bastaardzoon lijkt van Spud uit
‘Trainspotting’ en Tim Roth ), voetbalzot Bart (Gilles De Schryver)
en dromer Roel (Freek Peters) zijn vier maten die hun
lange zomer vullen met rondslenteren, zeveren over seks (borsten
zijn kweetnie hoe belangrijk en meiskes smaken naar vis!)
en zuipen tot het er weer langs boven uitkomt. Te jong om te
ontsnappen en te oud om nog met volle teugen te kunnen genieten van
wat ze later ongetwijfeld de beste tijd van hun leven zullen
noemen. Rik mag dan wel het huis voor zich alleen hebben, de
verveling en frustratie slaat onvermijdelijk toe en de jongens
hebben dringend nood aan een avontuurtje. De komst van de
aantrekkelijke en mysterieuze Sandrine (een sexy Laura Verlinden)
in het dorp is alvast een stap in de goede richting. Nog voor hij
het goed en wel beseft beginnen Riks hartje en onderbroekje sneller
te kloppen en lopen de spanningen in de kliek steeds hoger op door
de prikkelende aanwezigheid van de brunette in het opdwarrelende
rode jurkje.
“’t Is met bonnekes”, horen we één van de makkers zeggen wanneer
ze een avondje in het lokale jeugdhuis aan de toog gaan plakken om
deernes te bekijken. ‘De Laatse Zomer’ heeft dan wel een verhaaltje
van twee keer niks, de herkenbare details zijn vaak zo knal erop,
dat ik bij momenten volledig werd meegesleurd naar m’n eigen
muurbloempjesavonturen op de chirofuiven met het veel te koude
pisbier in van die plastic bekertjes. Joost Wynant is iemand van de
“geboren in de jaren tachtig, opgegroeid in de jaren
negentig”-generatie en zijn filmdebuut draagt ontegensprekelijk de
authentieke stempel van zijn eigen jeugdjaren mee (de legendarische
pussy-monoloog uit ‘From Dusk Till Dawn’ passeert zelfs even). Het
hoeft dan ook niet te verbazen dat ‘De Laatse Zomer’ vooral zal
klikken bij dat zootje ongeregeld dat tot dezelfde generatie
behoort als de regisseur.
Wynants debuut heeft op papier misschien veel weg van een
zomerse en onschuldige prequel op ‘Dagen Zonder Lief’,
maar op een paar vergelijkbare thematische raakpunten na (liefde in
combinatie met de trouwe vrienden, dat blijft toch wrijvingen
geven), bevinden beide films zich toch in totaal verschillende
werelden. Waar Van Groeningen een realistische aanpak hanteerde,
kiest Wynant voor een meer gestileerde en gekunstelde benadering.
De kleurtjes zijn feller, de composities uitgepuurder en personages
van vlees en bloed worden ingeruild voor leuke maar oppervlakkige
typetjes. Op die manier heeft ‘De Laatste Zomer’ meer gemeen met
een jongensachtig stripverhaal dan met het echte leven. Ook de
bittere melancholie en wrange kantjes uit ‘Dagen Zonder Lief’ zijn
hier nog in geen Vlaamse velden en wegen te bespeuren (het zou ook
niet echt passen bij het levensbeeld van een stel zeventienjarige
wildebrassen). Dus op het losse sfeertje en de Oost-Vlaamse setting
na (de Gentse accenten rollen weer vettig en prettig) wordt ‘De
Laatste Zomer’ beter niet al te veel vergeleken met grote broer
‘Dagen Zonder
Lief’. Wynant is nog niet zo’n ervaren cineast als Van
Groeningen, maar z’n debuut kan wel zonder al te veel problemen op
de eigen groeipijnbeentjes staan. Er is een doordachte identiteit,
een persoonlijke visuele stijl en er zijn een paar vree
wijze dingen terug te vinden in dit gezapige
puberavontuurtje.
De fijne toetsen zitten ‘m in de sfeerschepping (hoewel de
regenachtige opnamedagen veel zwoele zomermomenten onmogelijk
maakten) en de gedetailleerde evocatie van de lummelige
zomervakantieroes die we allemaal wel eens hebben meegemaakt. Het
dorpje waar niks te beleven valt, de allesoverheersende verveling
die tot overdadig irritant randdebielgedrag leidt (amaai, die Tim
verdient bij momenten een serieuze tik op zijn kop) en het gebrek
aan middelen om er iets aan te veranderen. Een liftend avontuurtje
naar de zee valt letterlijk in het water, het neerkogelen van
kippen met een loodjesgeweer is maar sadistisch volgens
filosoof-in-spe Roel en als naar een pornofilm kijken met de
buddies het hoogtepunt van een verloren dag is, dan vraag
je je toch af of het ooit anders zal zijn. Dat gevoel wordt op een
aangename en altijd herkenbare manier in beeld gezet. Wanneer Rik
zich afvraagt of hij de enige normale is van zijn gezelschap, dan
geloof je hem, ook al mist zijn personage wat karakter en scherpte
om echt onder de huid te kruipen.
Het grote probleem met ‘De Laatste Zomer’ is echter dat de sfeer
en details wel goed zitten, maar dat er geen stevig overkoepelend
coming of age-verhaal aanwezig is om als ruggegraat te
dienen. De vlindertjes in de buik bij Rik, de idiote uitspraken van
Bart (in zijn truitje van Anderlecht toen ze nog scoorden met de
Generale Bank, ah nostalgie), de verborgen tristesse van Tim en de
gezonde spirit van meisjesversierder Roel, allemaal goed en wel,
maar het vindt moeizaam harmonie met elkaar en de helft van de tijd
weet je ook niet of het effectief ergens toe zal leiden. En wanneer
het verhaal de pseudothrillerachtige toer opgaat, weet je het wel
zeker: de losse elementen vormen geen geslaagd geheel. Zo is het
subplotje met Roel en zijn verovering Ilse (Celine ‘Wiske uit de
Suske en Wiske-film!’ Verbeeck die potverdikke goed voorzien is van
oren en poten) op zich wel interessant, maar het raakt te
geforceerd en ongeloofwaardig betrokken bij het grotere
verhaal.
‘De Laatste Zomer’ zal niet veel potjes breken, maar dat is ook
nooit de bedoeling geweest. Wynant heeft de kans gekregen om z’n
bekroonde kortfilmpje om te zetten in een langspeler en heeft dat
duidelijk met veel enthousiasme aangepakt. De onervaren acteurs
zijn leuk om bezig te zien, de speelse toon en dialogen werken
aanstekelijk, de soundtrack luistert lekker weg en vooral visueel
(het zwembadmomentje, nice) laat de jonge regisseur zien
dat hij over talent beschikt. Alleen jammer dat het inhoudelijk zo
weinig voorstelt en dat het allemaal toch zo braaf binnen de
oppervlakkige lijntjes kleurt. Niettemin, geef ‘m nog een paar
zomers om wat ballen te kweken en wat levenswijsheid op te doen en
wie weet waar Joost Wynant ons nog allemaal mee zal verrassen in de
toekomst.