Muziek is geen exacte wetenschap. Soms werkt het gewoon niet, hoewel de juiste ingrediënten wel aanwezig zijn. Een catchy gitaarriff, een leuke zanglijn, een aanstekelijk deuntje: allemaal goed en wel, maar dat volstaat dus niet. De deeltjes moeten op hun plaats vallen, er moet chemie zijn, en meer zelfs: er moet een heilig vuur branden.
En daar is dan Modest Mouse. De bandleden worden verweten hun ziel te hebben verkocht. Tekenen bij een major staat niet goed voor indiebands met een cult-aanhang. Bovendien is de achtergrondmuziek leveren voor een autoreclamespot uit den boze in het alternatieve circuit. Onzin natuurlijk, dergelijk elitair haantjesgedrag, want Modest Mouse is uitstekende albums blijven maken.
Dat is grotendeels de verdienste van de lichtjes demonische begeestering van frontman Isaac Brock, om de branie van de band meteen vast te pinnen. Zijn stem van schuurpapier degradeert Frank Black tot een piepende longpatiënt en geeft hordes huilende wolven het nakijken. Brock zingt, kreunt, steunt, kermt, kwijlt, ijlt, krijst en fluistert een optreden aan elkaar. Zijn capriolen zijn een interessant kijkstuk, en dan hoeft er nog geeneens muziek aan te pas te komen.
Zo is er de ellenlange monoloog die hij afsteekt tegen enkele excessief dansende toeschouwers vooraan. "Kijk uit voor de tenen van je buurvrouw!" is de boodschap — zowaar geen slecht advies, want gedanst wordt er. Niet moeilijk ook: het optreden krijgt van bij het begin een rotvaart mee. Single "Dashboard" passeert al snel de revue en ook "Bury Me With It" doet de vuisten de lucht in gaan. Live is dit nummer het postmoderne nineties-anthem van na de eeuwwisseling die het op plaat maar niet wil zijn.
Er wordt vooral geplukt uit de laatste twee albums. Doorbraakhit "Float On" is uiteraard een klapper van formaat maar ook nieuwer werk als "We Got Everything" of "Education" blijkt op het podium uitstekend te werken. Daar hebben de twee drummers -– jawel, twee — ook hun verdienste aan. Knap hoe beiden simultaan op de vellen meppen. Dat leverde bovendien een bevreemdend spiegeleffect op: beiden hebben immers een kortgeknipt blond kapsel en dragen dezelfde marcellekes.
Hoogtepunt van de avond is ongetwijfeld de ellenlange jam die volgt op "Tiny Cities Made Of Ashes". Brock zingt door de klankkast van zijn gitaar, en verwisselt neurotisch microfoonstandaarden van plaats alvorens het publiek in te duiken (en daar ook te blijven). Ambiance verzekerd, hoewel gitarist Johny Marr (The Smiths) het na verloop van tijd wel op zijn heupen krijgt van de fratsen van Brock. De schade beperken was enkel aangewezen bij "Little Motel", een track die op plaat weet te boeien maar er live de vaart compleet uithaalt.
Modest Mouse heeft hét. Die kenmerkende x-factor waarover de voltallige Idool-jury vaak zit te emmeren, dat heilige vuur. Niet enkel beschikt de band over een stel prachtsongs, op het podium is het gezelschap ook in staat te entertainen. Met oog voor detail, maar ook met voldoende ruimte voor allerhande improvisaties en buitenissigheden onder bezielende leiding van malin genie Brock. Modest Mouse rechtvaardigt de aanschaf van een concertticket en bewijst nog maar eens dat een optreden zoveel meer kan zijn dan een plaat.