“Het verhaal weegt nog lichter dan Jessica Simpson en heeft nog
minder substantie dan een gasaanval”, horen we heel wat collega’s
orakelen over ‘Ocean’s Thirteen’. En gelijk hebben ze: Steven
Soderbergh heeft van dit derde deel in de heist
movie-serie een ultrasnel verteerbaar komedietje gemaakt dat
haaks tegenover zijn zwaardere, meer persoonlijke projecten staat
(check vooral ‘Bubble’ en ‘The Good German’). Geen doorwrochten
thema’s, geen diepzinnige gesprekken, geen getormenteerde
personages, maar gewoon twee uur lang een aantal van de mooiste en
rijkste mensen op aarde die ongegeneerd cool staan te wezen.
‘Ocean’s Thirteen’ wentelt zich triomfantelijk in zijn eigen
nonchalante leegheid, en verkondigt openlijk: “ja, ik ga absoluut
nergens over – en dàn?” Je kunt daarover klagen, maar het is
ongetwijfeld leuker en beter voor je maagzweer om te proberen er
simpelweg van te genieten. Van alle zomerse sequels die
tot nu toe de revue zijn gepasseerd, is ‘Ocean’s Thirteen’ immers
verreweg de grappigste en meest genietbare. Waar ‘Pirates of the
Caribbean’ zijn gebrek aan inhoud probeert te maskeren onder
eindeloze plotwendingen en (vooral) eindeloze actie, en ‘Shrek the
Third’ er nog maar eens wat postmoderne knipoogjes tegenaan gooit
in de hoop slim gevonden te worden, meet ‘Thirteen’ zich een
relaxte, “wat kan het ons allemaal schelen”-houding aan. En
verdomd, dat doet deugd.
Het verhaal begint ditmaal wanneer Rueben (Elliot Gould), één
van de originele eleven, een deal aangaat met de slijmerige
casino-uitbater Willie Bank (Al Pacino). Rueben zorgt voor het land
en een groot deel van de poen om een nieuwe luxueuze goktempel op
te starten, maar wordt zodanig zwaar door Bank bedrogen dat hij er
prompt een beroerte van krijgt. De rest van de bende, uiteraard
alweer onder leiding van Danny Ocean (George Clooney) en Rusty Ryan
(Brad Pitt), laat het er niet bij zitten en bedenkt een plan om
Bank terug te pakken. Dat plan bevat onder andere valse
dobbelstenen die in een fabriek in Mexico gemaakt moeten worden,
twee gigantische boren waarmee ze ter plekke een aardbeving kunnen
veroorzaken (ik verzin niets) en een gigantische valse neus voor
Matt Damon.
Met dat verhaal keren Soderbergh en co terug naar het terrein
van de eerste film, in tegenstelling tot de lossere, soms zelfs
onsamenhangende structuur van ‘Ocean’s Twelve’. Die laatste film
was beter dan de meeste mensen je zouden willen doen geloven – de
regisseur deed er stilistisch erg interessante dingen mee – maar de
plot was een rommeltje van jewelste. Ditmaal wordt er opnieuw
gekozen voor een eenvoudige, rechtlijnige aanpak: aan het begin
wordt duidelijk gemaakt wat de inzet is, en tijdens de rest van die
twee uur zie je dan de uitvoering van het plan. Simpel, doelbewust,
en zo werkt het nog het beste.
Waar de meeste blockbusters zich toch maar in alle mogelijke en
onmogelijke bochten wringen om de absurditeit van hun scenario te
verstoppen, schept ‘Ocean’s Thirteen’ er zichtbaar genoegen in om
de ongeloofwaardigheid van het verhaal dik in de verf te zetten. In
die zin blijft ‘Thirteen’, in navolging van ‘Twelve’, wel degelijk
een erg zelfreferentiële film. Soderbergh gooit er de éne
onnozelheid na de andere tegenaan (check een scène waarin Don
Cheadle een stunt biker speelt!) en knipoogt daarbij naar
zijn publiek, onder het motto: “Ik weet dat jij weet hoe
belachelijk dit wel is. Dus gaan we nóg wat verder.” ‘Ocean’s
Thirteen’ is eigenlijk een parodie door overdrijving, en dat werkt
erg ontwapenend. Dit is een film waarin Matt Damon een soort
geurtje opdoet dat er voor zorgt dat Ellen Barkin stante pede voor
hem in zwijm valt. We zién de dampen haar neusgaten binnendringen.
Op zo’n moment weet je dat je in regionen van onnozelheid bent
terechtgekomen waar een regisseur van het kaliber van Soderbergh
zich alleen maar uit vrije wil in waagt.
Eén van de leukste dingen aan de ‘Ocean’s’-films is de
bereidheid van de sterren om zichzelf belachelijk te maken.
Clooney, Pitt, Damon en co duiken op in de gekste pakjes (vooral
Pitt als alternatieve architect is hilarisch), en halen vrolijk hun
eigen macho-imago onderuit. George Clooney en Brad Pitt die naar
Oprah kijken en gezamenlijk een traantje wegpinken – je ziet het
Tom Cruise nog niet zo meteen doen. Dat soort van momentjes maken
deel uit van de algemene mentaliteit van vrolijke nonsens die hier
alles domineert.
Visueel blijft Soderbergh trouw aan de stijl die hij in ‘Twelve’
introduceerde, hoewel hij hier iets minder ver gaat in zijn
nouvelle vague-imitatie. De kleuren blijven even
opvallend, heel wat scènes lijken nog steeds minimaal overbelicht
en de split-screen maakt ook een comeback. Maar de
camerabewegingen zijn rustiger, de freeze-frames en andere
geinigheden blijven grotendeels achterwege. In ieder geval,
Soderbergh weet nog steeds een individuele stijl mee te geven aan
een genre dat doorgaans te lijden heeft aan een erg generische
cameravoering.
Dat alles zorgt ervoor dat ‘Ocean’s Thirteen’ een geestige,
bijzonder amusante film is geworden, escapisme zoals het moet zijn.
Soderbergh verliest geen seconde tijd aan het introduceren of
ontwikkelen van personages, maar gaat gewoon voor de gags – al dat
obligate extra gewicht dat veel andere komedies vertraagt, wordt
hier simpelweg overboord gegooid. De film doet zich niet anders
voor dan hij is: een zeepbel, ja, maar dan wel één die mooi is om
naar te kijken. Nog minder inhoud dan een blondje dat achter de
toog van een foute discotheek staat, maar hey, let’s face
it, met dat blondje zou je toch ook wel eens twee uur willen
doorbrengen? Ik kan hier met de beste wil ter wereld niet zuur
over doen. En dat wil verdorie wat zeggen.