Ellenlange lijstjes vol duffe herkauwrock, dat is wat dezer dagen de klok slaat. Het lijkt wel alsof consument én industrie de vooruitgang en het buiten de lijntjes kleuren een halt willen toeroepen met een pastelkleurig status quo van de middelmaat. Het rondspetterende bloedrood van Pig Destroyer is een welkome afwisseling.
Met zijn derde album, Terrifyer (2004), wist Pig Destroyer de kaap van de 20.000 verkochte exemplaren te overschrijden. Het lijkt een onbeig aantal (keten Wal-Mart verkocht op een week tijd 700.000 exemplaren van de nieuwe Easgles-drol), maar voor een band die zelfs naar de maatstaven van terreurlabel Relapse extreme muziek maakt, is dat best een overwinning. Het boeiende aan die plaat was niet de onophoudelijke grindbarrage, maar bonustrack "Natasha", een experimentele lap doom van bijna veertig minuten die het beste deed vermoeden over de toekomst: Pig Destroyer had de genrebarrières definitief achterwege gelaten. Zo’n vaart is het echter niet gelopen, al valt er niets af te dingen op de kwaliteit van het furieuze Phantom Limb, zonder enige twijfel de meest effectieve extreme metal die we dit jaar geserveerd kregen.
Pig Destroyer maakt de beweging die we eerder dit jaar ook al zagen bij het Belgische Leng Tch’e. Als de geluidsgrenzen doorbroken zijn en een band heeft toegeslagen met zijn meest complexe en veeleisende werk, dan zijn er twee opties: herhaling of verbreding. Door zijn beter uitgewerkte songs en hogere diversiteit aan tempo’s werd Phantom Limb zonder twijfel de beste en meest diverse plaat van het drietal. Het is nog steeds geen voer voor watjes, want zelfs die van Slayer klinken behoorlijk tam in vergelijking, maar meer dan ooit worden thrashregionen opgezocht en kan er gesproken worden van een potige groove-factor. Met een voor het genre fenomenale productie werd de plaat een voorbeeld van ultrastrak slachtersgeweld dat na meerdere beluisteringen enkel beter wordt.
De eerste zeven songs zijn de test die de luisteraar dient te doorstaan. Op één na duiken deze uitzinnige geweldbraderijen onder de twee minuten om er huis te houden met een volharding, bezetenheid en beschuimde mondhoek die menig seriemoordenaar een climax zou doen bereiken. Pig Destroyer heeft geen bassist en die heeft de groep overduidelijk ook niet nodig: de geluidsmuur die drummer Brian Harvey en semi-legende/riffmeister Scott Hull (zie ook: Agoraphobic Nosebleed en Anal Cunt) op poten zetten is al imposant. Voeg er het briesende, in-geweld-en-waanzin-gedrenkt-gebrul-met-literaire-aspiraties van J.R. Hayes aan toe en je hebt een recept voor een prachtige imaginaire slachtpartij.
Voor niet-ingewijden zal het genre van de grindcore en al zijn vertakkingen eenheidsworst blijven, maar onze linkerarm eraf als dit de gemiddelde genrefanaat niet doet kwijlen van genot. Dat de band zich onderscheidt van de meute volgelingen wordt door de volgende zeven songs (waarvan er slechts twee onder de drie minuten gaan) duidelijk gemaakt: hoe trager je speelt, hoe meer de nadruk komt te liggen op structuur en riffs, maar ook daar blijft Phantom Limb hoge toppen scheren. "Heathen Temple", "Girl In The Slayer Jacket" en "Alexandria" zijn zo opgefokt, maar tegelijkertijd zo efficiënt en zo goed dat het bloed er gewoonweg van begint te koken. Sound, songs én spirit staan op één lijn als een ware axis of evil.
Net als Terrifyer wordt Phantom Limb afgesloten met een iets ingetogener bonus, een zeven minuten durende ambient outro, die in dit geval echter overbodig blijkt te zijn. Ondanks die finish in mineur blijven we echter achter met zowat de beste mix van metal en grindcore die we de voorbije jaren mochten horen. Liefhebbers van extreme metal en ander opwindend avontuur weten wat hen te doen staat. De rest kan voor één keer de boom in.