



113 min.
/ USA / 2007
Iedereen doet het, maar slechts een kleinere minderheid geeft
het ook toe: het onvergankelijke en onvergetelijke spel zwakke
weggebruiker-bowling. Het principe ervan is erg eenvoudig: je
zit in je auto en wanneer je iemand ziet die je probleemloos
overhoop zou kunnen rijden, geef je daar een score aan. Een oud
vrouwtje met een looprek: 5 punten, want ze beweegt zich zo traag
voort dat je haar niet kunt missen. Als het looprek meer dan tien
meter verticaal de lucht invliegt, verdubbelt je score wel. Een
lagere schoolkind op een fiets: twintig punten, die koters zijn nog
behoorlijk snel. Een zakenman in pak en das: 30 punten. Lieven
Debrauwer: 500 punten. Enzovoort. Vermaak voor het hele gezin,
engagerend én creatief.
De laatste twintig minuten van ‘Death Proof’, de nieuwste van
Quentin Tarantino, geven ongeveer hetzelfde ondeugende,
plezierig-anarchistische genoegen als dat spelletje: motoren
brommen, remmen piepen, vrouwen gillen en de CO² wordt de lucht in
gepompt in een schitterend geënsceneerde car chase, een
bewust politiek incorrect feest van slechte smaak. Alleen jammer
dat het anderhalf uur dat naar die finale toe leidt, heel wat
minder amusant is. Tarantino probeert hier krampachtig om z’n eigen
reputatie als schrijver van übercoole dialogen te
bevestigen, maar eindigt ermee dat hij de kijker langzaam maar
zeker in slaap sust – vooraleer hem wakker te schudden met die
achtervolging, natuurlijk, dat dan weer wel.
Het parcours dat ‘Death Proof’ heeft gelopen om tot in de
Belgische zalen te raken, was sowieso al behoorlijk moeilijk.
Oorspronkelijk maakte de film, met een lengte van zo’n 80 minuten,
deel uit van de double feature ‘Grindhouse’. Hij werd
vertoond samen met ‘Planet Terror’ van Robert Rodriguez, met
tussenin enkele neptrailers voor gelijkaardige films. Een ode aan
de exploitation movies van weleer door twee geeks
die opgroeiden met dat soort van cinema. ‘Grindhouse’ flopte echter
genadeloos aan de kassa’s – een verrassing – met als gevolg dat we
de beide films hier, in langere versies, afzonderlijk te zien
krijgen. Officieel omdat het Europese publiek niet vertrouwd is met
het concept van de double feature, maar eigenlijk gewoon
om u twee keer te laten betalen, dat spreekt voor zich.
Het concept van ‘Death Proof’ lijkt in ieder geval dikke fun:
een schaamteloze B-movie die bewust helemaal werd vormgegeven in de
stijl van de films die je in de seventies uitsluitend
aantrof in de vunzigste bioscopen. De kleuren zijn vuil en lichtjes
vervaagd, er zit ruis op de geluidsband, er zijn enorme
continuïteitsfouten bewust aangebracht (check het
mysterieus verdwijnende glas van Kurt Russell!), en telkens wanneer
er een volgend spoel begint, krijgen we vette strepen en zwarte
plekken in het beeld. Muziek komt en gaat naargelang het er zin in
heeft en soms worden scènes bruusk afgebroken. Kortom: ‘Death
Proof’ is van a tot z opgebouwd als een slechte oude film die dan
ook nog eens slecht werd bewaard.
Als pitch kan dat tellen, maar dan blijft het nog wel
de vraag hoe je dat gegeven invult. Dat je het van het verhaal niet
moet hebben, was te verwachten: Kurt Russell speelt een maniakale
stuntman (“my name is Stuntman Mike!”) die om niet nader
te bepalen redenen er lol in schept om vrouwen van de weg te
rijden. We maken kennis met twee groepjes kirrende en kakelende
dames, die om de één of andere reden de aandacht van Stuntman Mike
trekken en bijgevolg zijn death proof auto achter zich aan
krijgen. That’s it. Meer verhaal heeft ‘Death Proof’ niet
te bieden. Maar op zichzelf hoeft dat nog geen bezwaar te zijn: de
klassieker ‘Duel’ van Steven Spielberg ging óók enkel maar daar
over, maar dat was wel een verdomd spannend filmpje, een
kat-en-muisspel tussen een vrachtwagenchauffeur en een gewone
automobilist. Het échte probleem met ‘Death Proof’ zit ‘m in het
feit dat Tarantino meer interesse toont voor de gesprekken die de
dames voeren over hun vriendjes, dan voor de actie.
Ongeveer anderhalf uur van de (bijna) twee die de film er duurt
bestaat uitsluitend uit bizar lange dialogen tussen de vrouwen over
wie het met wie doet, muziekgroepen, hun favoriete drankjes, waarom
het nodig is om een revolver te hebben enzovoort en zo verder, ad
infinitum. Banale conversaties over dingen die niets met de plot te
maken hebben, waren altijd al een handelsmerk van Tarantino, één
van de dingen waar hij bekend mee is geworden, maar hier probeert
hij voor de eerste keer om met dat soort van dialogen ongeveer drie
kwart van z’n film te vullen. Letterlijk élke minuut waarin Kurt
Russell niet te zien is, wordt volgestouwd met gekwetter dat
allengs irritanter wordt. En jammer genoeg: Kurt Russell heeft een
teleurstellend klein rolletje. Het gezanik van die vrouwen gaat zó
lang door, en het gaat over zó weinig, dat alle humor er na een
tijdje uit wegsijpelt, en je overblijft met het gevoel de enige man
te zijn op een girl’s night vol vrouwen die vastbesloten
zijn om het echt geen seconde over iets relevants te hebben. Op den
duur zit je te duimen voor Stuntman Mike – dat hij ze gauw te
pletter rijdt, dan houden ze misschien even twee minuten hun
mond.
Wanneer Russell dan toch te voorschijn komt, lijkt de film dan
ook helemaal open te bloeien. Hij grijnst naar de camera in z’n
beste Snake Plissken-mode en de weinige memorabele teksten in
‘Death Proof’ zijn bijna allemaal voor hem (als je naar links
had gemoeten, had het misschien nog even geduurd voor je bang werd.
Maar nu ga je meteen bang worden, vrees ik.) Misschien ligt
het eraan dat Tarantino niet zo goed is in het schrijven voor
vrouwen – wanneer hij het dan toch probeert, vervalt hij al snel in
geleuter dat voor ons niet leuk is om naar te luisteren en voor
vrouwen vast niet zo leuk kan zijn om mee geassocieerd te worden.
Komaan, dames, jullie voeren vast toch wel gesprekken die méér
inhoud hebben dan dit gebazel?
Het is ongelooflijk hoeveel geweldige kansen Tarantino hier laat
liggen – ongeveer halverwege geeft hij zijn film plotseling een
tweede start, zodat we het hele scenario dat we net gezien hebben
weer opnieuw krijgen. Waar was dat voor nodig? Had hij het bij één
groep vrouwen gehouden, dan had hij misschien wat vaart en
spankracht aan z’n prent kunnen geven. Waarom komen we niet meer te
weten over Stuntman Mike? Waarom sluit Tarantino zichzelf een half
uur lang op in één locatie (een café)? En waarom kiest hij ervoor
om, ondanks de seventies-look, de personages wél
hedendaagse auto’s en gsm’s te geven (want dat vloekt als de
neten)? Er had zoveel ingezeten, en er komt zo weinig uit.
Dat alles neemt niet weg dat er wel weer coole scènes
inzitten – een aantal verwijzingen naar ‘Kill Bill’ zijn erg
geestig en de finale is schitterend – maar het is zo
weinig. ‘Death Proof’? Hij had z’n film misschien beter
eerst boredom proof gemaakt.