Acht jaar is het geleden dat Milos Forman, de grote kleine
Tsjech achter meesterlijke films als ‘One Flew Over the Cuckoo’s
Nest’ en ‘Amadeus’, nog eens een
prent in de zalen bracht. In 1999 liet hij Jim Carrey zijn beste
rol tot dan toe spelen in ‘Man on the Moon’ en daarna was het plots
afgelopen. Het energieke mannetje met z’n vuistdikke accent en z’n
weidse gebaren (check maar eens een interview met hem, hij lijkt
wel een tekenfilmfiguur) ging zodanig lang op z’n lauweren zitten
rusten dat men de balans van zijn carrière al begon op te maken. Ik
zat dan ook te hopen dat Formans terugkeer naar de bioscopen een
triomfantelijke come-back zou inluiden, maar eilaas,
driewerf eilaas: ‘Goya’s Ghosts’ is een sof van jewelste.
Het is 1792 en bepaalde figuren in de Spaanse inquisitie vinden
dat de kerk de laatste jaren te laks is geworden. Vooral Lorenzo
(Javier Bardem), een pilaarbijter van het zuiverste water, mag wel
eens graag een eind weg fulmineren tegen de zonde die hij overal
meent te zien: “Weet je hoeveel ketters we het voorbije jaar hebben
verbrand?,” horen we hem vragen aan zijn collega’s. “Acht maar!” Om
die schandelijke onderbezetting van de brandstapel te verhelpen,
instigeert Lorenzo een zero-tolerantiebeleid tegen al wie niet in
de smaak valt, inclusief joden en (nog erger) protestanten.
In het kader daarvan wordt Ines (Natalie Portman) gearresteerd.
Zij is de dochter van een rijke zakenman en de muze van schilder
Fransceco Goya (Stellan Skarsgard), maar wanneer in een restaurant
wordt vastgesteld dat ze niet eet van het varkensvlees op tafel,
concludeert de inquisitie dat ze joods moet zijn (ik verzin niets).
Na een langdurige marteling bekent Ines alles. Met Goya als
tussenpersoon probeert haar vader haar uit de klauwen van Lorenzo
en zijn mede-pijdragers te redden.
‘Goya’s Ghosts’ is een typisch voorbeeld van goede intenties die
slecht worden uitgevoerd. Het is immers duidelijk dat Forman wel
degelijk een interessante thematiek te verkennen heeft: de link
tussen kerk en staat, en de functie van de kunstenaar daarbinnen.
Het verhaal gaat eigenlijk niet zozeer over Goya, als wel over de
mensen die hij schildert – zijn demonen, zijn geesten. De film
speelt zich af op een punt in de geschiedenis waarop de kerk plots
een gevecht moest leveren om zijn bestaansrecht nog te behouden. De
Verlichting was volop bezig, de wetenschap ging erop vooruit,
verschillende denkers en filosofen stelden de mens centraal (vóór
God), en de kerk moest het allemaal maar aanzien. Meer en meer
werden ze overbodig gemaakt door andere gedachtenstromen, en in
‘Goya’s Ghosts’ zie je dan de tegenreactie daarop: ze willen niet
luisteren? We zullen er nog eens een paar verbranden, ze zullen wel
braaf zijn.
En dat wordt vanzelfsprekend gelinkt aan wereldlijke macht – wat
was de inquisitie anders dan een politiek instrument? De koning en
koningin worden hier afgeschilderd als karikaturale figuren die
zich in de marge van hun eigen land voortbewegen. Je krijgt de
indruk dat de kerk veel intensiever bezig is met het bepalen van
het beleid dan het koningshuis.
Goya staat daar als kunstenaar tussenin. Hij schildert de
portretten van iedereen – Ines, Lorenzo én het koninklijk echtpaar.
Hij beweegt zich als een observeerder tussen de kerk, de politieke
macht en de gewone man op de straat en via zijn tekeningen en
schilderijen brengt hij verslag uit, zonder dat hij ooit de macht
heeft om iets wezenlijks te veranderen.
Boeiende ideeën dus, maar ze worden wel verpakt in een film die
nooit weet te engageren of overtuigen. De onwaarschijnlijkheden
stapelen zich vanaf het begin op (Lorenzo tegen zijn
ondergeschikten: “Als een man zijn penis afdekt terwij hij aan het
plassen is, is hij waarschijnlijk besneden en dus een jood!”) en
bereiken een hoogtepunt in een I can’t believe they filmed
it-sequens waarin de vader van Ines Lorenzo hoogstpersoonlijk
gevangen neemt en martelt, tot de man een bekentenis ondertekent
dat hij een aap is. Ook zeer eigenaardig: ongeveer halverwege
springt de film plots 15 jaar verder in de tijd en zien we de in
ongena gevallen Lorenzo plotseling terug als een vader van drie
kinderen die breed glimachend zegt dat hij de principes van de
Franse Revolutie omhelsd heeft. “Ik heb Rousseau gelezen!,”
verkondigt hij haast ruftend van genoegen. Jaja.
De plot en de personages maken zo’n gekke bokkesprongen dat het
na een tijdje simpelweg onmogelijk wordt om er nog een klein beetje
in te geloven. Hoe dat komt? Tja, Forman wil zó graag een
historisch overzicht bieden dat zijn personages koste wat het kost
gemanipuleerd moéten worden om toch maar in dat geschiedkundig
plaatje te passen. Je wil iets zeggen over de kerk en over hoe
verschillend die wel was van de ideeën van de Verlichting? Dàn
bedenk je dus een personage dat de overstap maakt van het één naar
het ander, en wat kan het schelen dat dat ongeloofwaardig is?
Forman verzamelde een indrukwekkende lijst bekende namen voor
z’n cast, maar ze bezondigen zich zonder uitzondering aan de aloude
fout van het Europudding-taaltje. We krijgen hier acteurs
uit Amerika, Spanje, Groot-Brittannië en Frankrijk, en die moeten
allemaal Engels spreken dat als universeel vervangmiddel dient voor
Spaans. Gevolg: iedereen fabriceert maar een beetje z’n eigen
vindingrijke variant op het Engels, die in meer of mindere mate
uitnodigt tot hardop lachen. Natalie Portman krijgt het het zwaarst
te verduren: buiten het taalprobleem, loopt zij tijdens de tweede
helft van de film rond met asgrauwe make-up, een vals gebit dat
haar kaak scheeftrekt en een pruik die uit een vuilniszak achter
een chemo-kliniek werd gehaald. Ze lijkt bijna een kakelende heks
uit een aflevering van ‘Blackadder’.
Zoveel talent bij elkaar (buiten Forman en de acteurs was
beroemd high brow-producent Saul Zaents de financier), en
dit is dan het resultaat: een goedbedoelde, maar ongeorganiseerde
en ongeloofwaardige bende. Op de brandstapel ermee, en snel een
beetje!