Een paar jaar geleden werd er een internationale enquête
gehouden waarin onder andere de vraag gesteld werd of de mate van
succes die een persoon heeft voornamelijk afhing van die persoon
z’n eigen capaciteiten en inzet, of dat het allemaal voor een groot
deel bepaald werd door factoren buiten jezelf om. Interessant
genoeg bleken er grote verschillen te bestaan tussen de gegeven
antwoorden naargelang het land: bij de Duitsers vond bijvoorbeeld
80% dat succes of falen van externe factoren afhankelijk is,
terwijl ongeveer eenzelfde percentage Amerikanen vond dat het van
het individu afhing. In hoeverre zijn maatschappelijke
omstandigheden, of zelfs het noodlot ervoor verantwoordelijk of je
het maakt?
Als je nu héél erg je best doet en de film héél goed gezind
bent, zou je kunnen zeggen dat ‘Just My Luck’, de nieuwste
straight to dvd–chick flick, op deze uiterst
belangrijke vraag in gaat. Optimistisch als we zijn, nemen we dat
maar even aan. In dit Lindsay Lohan-vehikel worden een New Yorkse
man en vrouw tegenover elkaar gezet. Ashley (Lohan) lijkt een nicht
van Guus Geluk: ze krijgt alles voor elkaar, van een date met één
van de meest felbegeerde vrijgezellen van de stad tot een
geïmproviseerd voorstel voor een gemaskerd bal voor haar werk,
waarmee ze veel succes oogst. Jake (Chris Pine) is daarentegen een
soort B2 uit Bassie en Adriaan (“Ik heb ook altijd pech!”): hij is
een onsuccesvolle bandmanager die er maar niet in slaagt zijn groep
een platencontract te bezorgen. Om met een platenbaas in contact te
komen gaat ook hij naar het gemaskerd bal, waar hij Ashley ontmoet,
en… het klikt! (Toch mooi hoe films je kunnen blijven verassen.)
Er wordt op het feest echter meer dan alleen speeksel overgedragen.
Na hun kus gaan Jake’s zaken opeens een stuk beter (flirtende
vrouwen en een platendeal) terwijl voor Ashley alles misgaat: ze
wordt ontslagen, in de cel gegooid en haar huis wordt door een
lekkage onbewoonbaar. Na verloop van tijd beseft ze dat hij haar
geluk heeft weggekust. Omdat ze door de maskers niet precies weet
wie haar partyflirt was, zoent ze dan maar alle mogelijke
kandidaten; een weliswaar aangename, maar onsuccesvolle bezigheid,
omdat Jake niet op haar gastenlijstje stond. Gelukkig ontmoet ze
hem later alsnog, en groeit er opnieuw iets tussen hen. Al na
15.000 hints begrijpt Ashley dat ze Jakes tong al eens in haar mond
heeft gehad, maar tegen die tijd weet ze niet meer zeker wat ze
liever heeft: haar geluk of Jake…
Dat verhaal is net zo erg om aan te zien als het klinkt. De
opbouw is erg eenvoudig: flauwe grappen – het bal – flauwe grappen
– nieuwe ontmoeting – afwikkeling. Dat is niet veel voor meer dan
anderhalf uur film. Al bij zijn er een drietal sequensen die het
hele verhaal ondersteunen, en al de rest is opvulling. Dus wordt er
ruim de tijd genomen om het (on)geluk van de personages te
introduceren. Waar een bekwame regisseur dit in een paar minuten
had kunnen doen, wordt daar hier moeiteloos een half uur voor
uitgetrokken. Het geheel wordt verder vooral gerekt door de
geestelijke capaciteiten van de (anti)heldin, die zich nog het best
laten vergelijken met die van een gelobotomiseerde Jessica Simpson.
Het kost haar steeds erg veel tijd om de juiste conclusies te
trekken, al was het maar omdat dat de makers de gelegenheid geeft
om er nog wat grollen tegenaan te gooien. Echte filmmakers benutten
elk moment om een verhaal te vertellen, maar regisseur Petrie
weigert dat en levert een film af waarvan de relevante delen niet
langer dan een kwartiertje duren. Dan hou je zo’n 75 minuten leegte
over, die het al niet veelbelovende verhaaltje meezuigen als een
zwart gat.
Die leegte bestaat uit pogingen tot “humor”, die vooral
succesvol zullen zijn voor mensen die in hun anale fase zijn
blijven steken: de strontgrappen zijn namelijk niet van de lucht.
Zo wordt een hondendrol opgeraapt met behulp van een bankbiljet,
dat later door Jake wordt vastgepakt. Ook is er een enorme hoop
stront als kunstwerk, waar Ashley (je hebt pech of je hebt het
niet) vierkant invalt. Verder gaat het vooral over de
(onsmakelijke) rampen die je kunnen overkomen als de karma zich
tegen je keert: kauwgom die in je mond valt als je die aan het
afkrabben bent, bijvoorbeeld. Net zoals dat met de meeste
romantische komedies het geval is: als je één grap gezien hebt, heb
je ze allemaal gezien.
Wat eigenlijk ook zou verdienen als ramp aangemerkt te worden is
McFly, de door Jake vertegenwoordigde band. Hoewel ik eerst in mijn
onschuld aannam dat deze band door een perverse scenarioschrijver
was verzonnen, blijkt maar weer eens dat de realiteit altijd erger
is dan je je voor kunt stellen: hij bestaat namelijk echt. McFly
is, zo wordt snel duidelijk, een slappe Blink 182-kloon. Deze
bouwden echter hun imago op door in een clip naakt rond te rennen,
terwijl de McFlyleden een stel brave sukkels zijn. Kennelijk moet
die ene seksueel getinte grap hen een stoer imago geven à la
Metallica of Black Sabbath, maar toch ook voor twaalfjarigen en oma
acceptabel houden. Eigenlijk is de band net zo cool als het Hard
Rock Café waarin ze aan het eind optreden. Is hun optreden in deze
Lohan-film eigenlijk wel te beschouwen als reclame voor hun
albums?
Het bandimago is niet het enige dat erg braaf overkomt; het
geheel wil de kijker vooral niet iets nieuws voorschotelen of (stel
je voor!) verrassen, wat leidt tot een erg conventionele en zelfs
oerburgerlijke film. Zoals gebruikelijk in dit genre hebben de
bordkartonnen figuren (personages kun je ze niet noemen) geen
enkele diepgang. Het blijft dan ook een volstrekt raadsel wat ze in
elkaar zien: beide helden zien er knap uit maar hebben geen enkele
persoonlijkheid. Je moet je trouwens wel afvragen wat voor
vrouwbeeld de makers van dit spul er op nahouden. Met haar
hartsvriendinnen babbelt Ashley de hele tijd over mannen en
kleding, af en toe onderbroken door gegiechel – is dat dan een
vertegenwoordiging waar de dames van deze wereld zich in kunnen
vinden?
Maar goed, op erg veel intellect bij het publiek rekent de
regisseur toch al niet. Voor wie ergens in slaap is gevallen en het
allemaal niet meer kan volgen, worden er continu symbolen van
(on)geluk in het verhaal gestopt om toch maar te laten zien wie er
op dat moment de ongelukkige is. Alles komt voorbij: een hoefwijzer
boven de deur, een zwarte kat, een gebroken spiegel, een paraplu
binnen openen. Wat een vondst!
Tenslotte valt van de “rampen” die Ashley overkomen na de
kusscène vooral op dat ze nogal meevallen: ze gaat met haar jas op
een pas geverfd bankje zitten of de wasmachine geeft teveel schuim.
Kom op, als het echt tegenzit valt er wel een koelkast op je of
krijg je een zeldzame ziekte. Daar zijn de makers echter te laf
voor. Opvallend genoeg ontstaan er zelfs geen problemen tussen
Ashley en haar vriendinnen, wat onderdeel lijkt te zijn van de
boodschap: je vriend(inn)en zijn belangrijk en blijven altijd bij
je.
Een andere Plato-waardige gedachte is dat het niet uitmaakt of
je vaak geluk hebt, als je maar gelukkig in de liefde bent. Het
werkelijke motto van de film lijkt echter dat van de platenbaas te
zijn – wanneer Jake hem vertelt dat een goede band altijd wel
verkoopt, antwoordt hij: “Ah, een idealist en een purist! Dat was
ik ook, voordat ik besloot rijk te worden.” De werkelijke
ongelukkige van de film is niet Jake of Ashley maar de kijker. Je
wordt nog verondersteld om er geld aan uit te geven uit – wees een
idealist en een purist, en doe dat niet.